Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva
(1741)–Anoniem Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva– AuteursrechtvrijStem: Lestmaal ging ik eens om een Trantje.1.
Lestmaal kwam Cupido myn opwekken,
Daar ik zeer zoet lag in myn rust:
Phoebus die kwam myn opwekken,
Want ik was heel ontlust,
| |
[pagina 53]
| |
Dat ik myn moest ontdekken,
Door Brand van Minne lust.
2.
Ik voelde myn Hertje heel ontsteken,
Dat ik moest uyt myn Bed opstaan:
Het was om myn Liefje te spreken,
Ag hoort myn klagten aan,
Lief wilt u hooft uytsteken,
Ag! hoort myn kermen aan.
3.
Stilletjes gaat Vrouw Venus Jonker,
Myn dunkt ik hoor daar myn Mompeer,
Ik wensje genagt myn Jonker,
Stilt u gelammenteer,
Gaat naar u huys 't is donker,
Want ziet het word onweer.
4.
Liefje hoe kan ik na huys toe treden,
Ik zweerje zo waarlyk als gy leeft,
Dat ik hier stâ beneden,
Gelyk een Riet dat beeft;
Liefje komt dog beneden,
Dat ik je een Zoentje geef.
5.
Jonkman ik houder myn Contenanci,
Gaat naar u huis ik zeg u dat,
En maakt dog geen Samblanci,
Te kussen van dit of dat,
Want ik heb nooyt geen Allianci
Met u Perzoon gehad.
| |
[pagina 54]
| |
8.
Liefje wat is 'er aan gelegen
Dat ik hier voor u Deurtje staan,
Want ik ontzie Hagel of Regen,
Donder of onweer aan,
Als ik naar jou behagen
Maar inder jou Graci mag staan.
9.
Ha daar Jonkman leest dat Briefje,
Dat ik daar Voor u leg op straat,
Zeg eens myn zoete Liefje
Al watter geschreven staat?
Hoe komt dat zo myn Diefje,
Datje myn zo verlaat,
10.
Hadjeu myn Lieste Lief verheven,
Hadjeu dan myn over schoon Godin,
Dat Brief jen gy my hebt geschreven,
Daar staat myn Vonnis in,
Kom Dood beneemt myn 't leven;
Hadjeu dan schoon Godin.
|
|