Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Daar was een Meisje jong &c.ONlangs vond ik by der straate,
Daar met Kloris stont en praate,
Een Wasch-Minnegoodje staan:
't Was vry konstig afgegooten,
Dral van Lyfjen en van kooten:
Des sprak ik den kraamer aan.
2. Vrientje, wilt gy dat verkoopen?
Hy doet voort zyn kasjen oopen,
Voor een stuiver agt of tien,
Zegt hy, zal ik't konnen geven.
Nimmer hebje van je leven
Frayer van dit werk gezien.
3. Maar ik wilje niet bedriegen;
't Is een boefje, dat kan vliegen,
En is somtyds quaad van aart:
Dikwyls kan hy vreugd verwekken;
Wyzen maakt hy veeltyts gekken;
Ligt ook dat hy u niet spaart.
4. Laat hem weezen zo quaadaardig
| |
[pagina 122]
| |
Als het wil, 't is echter aardig,
Vrientje, zeg ik, daar's uw geld.
Maar gy klein en dartel diefje
Wilt nu maken, dat myn liefje
Myne min te vreeden stelt.
5. Hondertmaal doet zy my sterven
Zonder dat ik iets verwerven
Kan, als grooter brand en pyn:
Des, zo gy geen vuur kont stooken
In haar hartje, zulje kooken
En versmelten in het myn.
|
|