Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Poliphemus aan de Strande.IS u schoonheid dan gegeven,
O! Myn Leeven,
| |
[pagina 111]
| |
Om myn moorderes te zyn?
't Schynt zo: Rozelyn verheugt zig
En vervreugt zig
In myn ongeneesb're pyn.
2. Ongeneesbaar, niet te blussen,
Als met kussen
Van uw lang benyde mond:
Niet te blussen nog geneezen,
Als voor deezen,
Met een Lonkje t'aller stond.
3. Nu myn Liefde word wat ouder,
Word gy kouder
En gy weigert zelf uw oog
Hebt gy haar door uw bekooren
Eerst gebooren?
Dat zy leeve, nu gedoog.
4. Hoe versmacht en buiten weezen
Te geneezen
Is nochtans myn Minnesmart.
Wilt gy, Zoetert, maar gedoogen,
Dat uw oogen
Straalen door uw mond in't hart.
5 Wat geneezen! adem haalen
Is dat draalen
Slechts, voor myn gewisse dood.
Echter laat ze my verwerven!
'k Wil wel sterven,
Mag ik sterven in uw schoot.
6. Ach! die kleine uitstel-poosjes,
Die de Roosjes
Geven van uw lip en kaak;
Schoon zy maar een wyltje duuren,
't Aller uuren
Zyn my een volmaakt vermaak.
7. 'k Voel myn Zieltjen, ondertussen
Dat wy kussen,
| |
[pagina 112]
| |
Op den oever van uw Lip:
Wyl ik van u niet kan leven,
Wil my geven
Vryheid, dat het binnen slip.
8. Of vergun aan 't Minnesieltje,
Dat uw Zieltje
Zy gesmolten in myn Ziel.
Goden Minnen niet zo kragtig,
Schoon vrymachtig,
Als daar zo de Liefde viel!
|
|