Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Ach myn schoone, myn beminde.'k ZAg myn Engel onlangs leggen,
In het aangenaamst der Lent,
In de schaauw eens beuken heggen
Slaapen op het jeugdig ment.
't Westewindje aangestoken
Door haar glansryk aangezigt,
Zucht van minnevuur beloken
En vergeet zyn trouw en pligt.
2. Om haar halsje en om haar lipjes
Zweeft zyn aassem teer en zoel,
Met zyn snelle vlerketipjes
Maakt hy hare koontjes koel.
Flora, die hem minnenydig
Met haar oog volgt overal,
Overrompelt hem ontydig,
Juist als hy een kusje stal.
3. Hier betrap ik den ontrouwen:
Zo ik uw eene aardsche Schoon't
| |
[pagina 19]
| |
Als my, Zeid zy, waarder houwen?
't Dartel Windje zugt en toont
Roosje kropje. Ik ly geduldig.
Zepheirus, myn bitter lot:
'k Zie het Lief, gy zijt onschuldig.
Dit is een schoonheid voor een Godt.
|
|