Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Stem: Het best op aard is een gerust gemoed.UW bly gelaat, myn Lief, myn Koridon,
Verheugd myn ziel meer als de Morgen-zon;
Als ze uit d'omhelzingen der Zee verreezen:
Den nuchteren ochtend geeft een vrolyk weezen:
En al't gebloemt,, En al't gebloemt
Haar, die de wellust voed,
Een Reukwerk schenckt,, Een Reukwerk schenckt
Verfrist door nieuwen gloed.
2. Als ik uw mond mag drukken aan myn mond
En peilen daar van met myn tong den grond,
Zo komt uw tongje my al kittelende streelen
En myn verwonnen ziel in tweê verdeelen,
Waar af een helft, Waar af een helft
Zig met uw ziel vermengt
En, eer gy't voelt, En, eer gy't voelt,
My in uw hertjen brengt.
3. 'k Sluit dikwyls wel uit Minnepotsery
Myn witte tantjes toe, ter wederzy;
Opdat uw tong den mynen niet zal raken:
Dan schynd uw tong van vuur te blaken
En wroet zo lang,, En wroet zo lang,
Tot ik het weig'ren moê,
U alles wat,, U alles wat
Gy wenschen kund, sta toe.
4. Als ik eens zeg, dat ghy my niet bemind
Uit zuiv're deugd, die ge in myn hertjen vind,
Maar dat een geile lust u heeft bevangen,
So blyft gy stom aan myne lipjes hangen:
En sterf van smert, En sterft van smert:
So u myn tong terstond
Niet anders segt,, Niet anders segt,
Nu weer op nieuw gewond.
| |
[pagina 14]
| |
5. Waar wilt gy heen? ach! ach! myn ziel, myn hert!
De scheyklok slaat. O! duldeloose smert!
O! Wreede tyd! kund g'aan de liefde peinsen?
Zo rek den nagt en doe de zonne deinsen;
Op dat myn lief,, Op dat myn lief,
Met mont aan mond gekleeft,
My eeuwig in,, My eeuwig in
Zyn zalige armen heeft!
|
|