Apollo's kermis-gift aan de Amsterdamsche Juffers. Derde deel
(1746)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijWyze: Fortuyn helaas, &c.1.
CUpid'o God der Minn'
Wilt van den Hemel komen
En werkt in dees' haar zinn'
Dat Liefd' nooit mag verkleumen
Wilt 't geen gy hebt geplant
Gestadelyk vermeeren
Zo zal m' aan alle Kant
U pryzen ende eeren.
| |
[pagina 113]
| |
2.
Apol der wyzen God,
Wilt dog dees twee Gelieven
Door uwes wysheids lot
Zeer mildelyk gerieven,
Wilt door uw wysheid groot
Haar zinnen zo versterken,
Dat zy geluk en nood,
Verstaan als Goden werken.
3.
Pallas, ô kuisch Godin!
Wilt door uw groote kragten
Instorten, kuissche Min
In deeze haar gedagten,
Keert dog van haar het geen
Hen hier in mogt beletten,
Zo zal m' uw Lof alleen
Voor d'andere Goden zetten.
4.
Godinnen des gelank,
Wilt u dog herwaarts voegen,
En wilt dees twee ten dank
Ons met uw stem vernoegen,
Wilt met uw zoet geluyt
Nu en tot allen tyden,
Ons Bruygom en Bruyd,
Dog minnelyk verblyden.
5.
Gy goden al te zaam,
Wilt u tot deze keeren!
| |
[pagina 114]
| |
En wilt om uwen Naam,
Al 't quaat dog van haar weeren:
Verlengt haar jonge tyd,
Tot Nestors oude Jaaren,
En gunt dat zy verblyd,
Haar Kind'ren weer zien Paren.
6.
ô Hymen Hymeneê,
Wilt nu met vreugt ontsluyten,
Het geen daar na met weê
Voortbrengt zo schoone Spruyten.
Wilt dog den Bruylofts Throon,
Zeer zoetelyk verçieren,
Zo zal m'u tot uw loon,
Altoos en eeuwig vieren.
|
|