Apollo's kermis-gift aan de Amsterdamsche Juffers. Derde deel(1746)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Het propere en niet propere wyf. 1. SOekje een net een Proper dier? Nergens vindje ze zo als hier, Hier is een vrouwtje Een Proper bouwtje Nimmer zulk een Proper Wyf, Proper van Beenen, Proper van Teenen, Proper over het heele Lyf. Ziet haar, zo je me niet gelooft, Net en Proper is ze van hooft, Proper van handen, Proper van tanden, Proper is ze van aangezicht, Proper in 't zingen, Proper in 't springen, Properder vindje ze niet heel licht. 3. Proper in wat ze doet en laat, Proper in 't wandlen over straat, Proper van Kleeren, Proper van Veeren, Proper van Schoenen, Linten, en Kant Proper van Mussen, Proper in 't Kussen, Properder vindje ze niet in 't Land. [pagina 106] [p. 106] 4. Ik dagt toen ik eerst 't Propertje zag Gelukkig die dit Propertje mag! Proper van strikken Proper van kwikken, Proper waar z'haar Voetjes zet, Dus met haar t'agten, Quam m'in gedagten, Hoe Proper moetze wel zyn in 't bed. 5. Maar 't geen ik gansch niet Proper vond Was haal valsche laster Mond, Zy gaat steeds Snappen, En agterklappen Eygen is haar Logentaal Wil me dan wreken De boze streken ô Dan leert m'eerst regt dit staal! 6. Toen me dat Propertje quam voor 't oog Prees ik haar deugden Hemel hoog Ik vond me bedrogen Want snoode Logen, Hoorde men uit haar valsche Mond Zy slag de Spinnen Die fenyn winnen Daar 't Byken eertyds zoet in vond. 7. Dat men haar aan haar valsche tong Propertjes tot haar loon ophong [pagina 107] [p. 107] Om zo te straffen En af te schaffen Dat Propertje met haar quade bek Nooit meer na dezen Zou kunnen wezen D'oorzaak van een'ge leugen trek. Vorige Volgende