Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Wie kwam my te wekken & c.PHillis! die my 't leven
Benemen kund en geven,
Weest dog niet langer wreed:
Maar onthef me eens van het leed,
Dat ik om u moet lyden:
Ey! zie dog eens van bezyden
Uw trouwen Damon aan,
Of 't is haast met hem gedaan.
2. Gy Dagen en gy Nagten,
Zyt tuygen van myn Klagten:
Gy Boschen, Beemd en Veld,
Tuygt wat ik u heb verteld.
Herhaal eens al de zugten,
Die ik door ongenugten
En druk en herten-leed,
U zoo dikmaal hooren deed.
3. Gy Beeken, Bronn' en Vlieten,
Die langs dees' Velden schieten;
Gy sagt en wollig Vee
Weet, wat klagten ik hier ooit dee;
| |
[pagina 104]
| |
Gy Echo deser Dalen,
Ey! wil nog eens herhalen
Die klagten altemaal,
In uw tongelooze taal.
4. Kom t'zaam eer dat het leven
Dit Ligchaam gaat begeven,
Dat al een groote poos
Door Min was leven-loos:
Kom laat m'eer ik ga sterven,
Van u dees gunst verwerven
En weest als Phillis niet
My eeuwiglyk tot verdriet.
5. Maar 't schynd gy stopt uw ooren
En wild na my niet hooren:
Gy zyt ook ('t is my leed)
Gelyk als myn Phillis, wreed:
Gy agt geen klagten of sugten;
Gy spot met myn ongenugten
En hebt te deser tyd
In 't minst geen medogentheid,
6. Vaar wel dan, Wreede schoone!
Gy suld my niet meer hoone.
Kom Nymphen van dit Veld
Weest gy 't die me in d' Aard besteld.
En wil aan Phillis seggen,
Dat hy, dien g'hier kwaamd leggen,
Voor haar zyn laatste zugt
Uitboesemende in de lugt.
|
|