Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
Stem: Liefste Phillis hoord myn klagt:LAat uw Schaapjes wit van vagt
Door de groene Blaadjes dwalen,
Schoonste Nymphje, die myn klagt
In de wind slaat en veragt.
Gaan wy onder 't digte Fruyt,
Mogt myn ziel eens adem halen!
Wie zouw dan myn vreugd bepalen?
Als mijn Phillis wierd mijn Bruid.
Als... Als... Als...
Als mijn Phillis wierd mijn Bruid.
2. Sit hier neder in het veld,
Onder schauduw van 't geboomte;
Zie hoe 't al van liefde sweld,
Als de min zijn boogje steld.
Zie hoe 't klare water mind
En hoe sagt het malsche stroompje
Kust en kabb'lend langs zijn zoompje
Gaat, en danst wel voor de wind.
3. Hoord hoe 't Nagtegaaltje vleyd,
Om zijn Gayke te bekoren;
't Schijnd hy in zijn taal ons zeyd,
Min nu Hartjes, 't is regt tyd.
Alles mind, 't zy mensch of vee;
Anders gaat 't Heel Al verloren,
Venus is ons wel geboren
Uyt de wilde woeste Zee.
Uyt... Uyt... Uyt...
Uyt de wilde woeste Zee.
4. Souw een Nymphje nu so schoon,
Soo volmaakt en heusch van zeden,
Niet eens luist'ren na de Go'on
En eens volgen haar gebo'on?
| |
[pagina 101]
| |
Ach! mijn Engel werd gedwee:
Dat die sagte en malsche leden
Sig eens buigen na de reden.
Ey! verhoort toch eens my bee.
Ey... Ey... Ey...
Ey! verhoor toch eens mijn Bee.
5. Als ik Honing Kusjes pluk
(Of de min houd my bedrogen)
Soo verschijnd mijn groot geluk,
Als ik 't rode mondje druk.
't Sieltje glijd ten boesem uit,
En gaat waaren op de lippen,
Als de kragten my ontglippen;
Ach! mijn Stem verliest 't geluid.
Ach... Ach... Ach...
Ach! mijn Stem verliest 't geluid.
|
|