Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Stem: Boere-Balet.WAt is 't een Heerlyk Leven,
Hoe zoet is het gevry,, thans voor my,
Als ik aan myn Phillis zy; Wat
Door Minne-lust gedreeven,
Haar mag de blyken geven, hoe de Min
Houd geboeid myn Ziel en Sin. Door.
Ach! hoe vermakelyk verslyt
Ik tegenwoordig nu myn tyd
In volle lust en vreugt:
ô Aangenaam en sagt gevlei
Ik denk dik maals (als Besje zei)
ô Jé! hoe zoet is de Jeugt.
2. Aanschouw ik eens die Oogen,
Waar door het Sonne-ligt, dooft en swigt
Elke straal verstrekt een schigt, aanschouw
Cupido mag vry bogen
Op Kragt en op Vermogen: Phillis Magt
Is by my veel meer geagt. Cupido
Een stralend lonkje doet geen zeer:
Neen, het vermeerdert in my eer
Die eerste zoete Vreugt:
Wanneer gy lacchend my belonkt
En dus myn borst nog meer ontfonkt?
ô Jê! hoe zoet is de Jeugd.
3. Reyk ik myn hand aan haar toe,
Of leg ik anders die,, op haar Knie,
Ach! die zoete Honing-bie Reyk.
Weet dadelyk wel waar toe
Dat dit strekt z'is 'er klaar toe, zy betrout
In myn hand haar poes'je [stout]: Weet
Die nette wel gemaakte hand,
Schoon koel, set my in volle brand
| |
[pagina 81]
| |
En dat vermeerdert myn vreugt:
Als ik geniet dat zoet vermaak,
Dan denk ik by my zelven vaak,
ô Je! hoe zoet is de Jeugd.
4. Stel ik my om te kussen,
Zy steekt haar bekje toe,, maar ach! hoe
Menigmaal dat ik 't haar doe, Stel.
Myn vuur is niet te blussen:
Geeft zy my ondertussen, ook een Zoen,
Daar het my om is te doen. Myn.
Dat zoentje, sweer ik, doet my wel
Schier vyf duym kruypen uyt myn vel,
Zo puur uyt enk'le Vreugd:
Myn Ziel was lang het Ligchaam uyt,
Had Phillis mond die noyt gestuyt:
ô Je! hoe zoet is de Jeugd.
|
|