Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
Stem: Marsch de Marlbourg.WAt Hertstogt vind men hier op Aard,
Die zoo veel weelden heeft?
Of met wat drift gaat dog gepaard
Een zoet, als 't minnen geeft?
Niets streeld ons zoo de sinnen,
Als 't lieffelyke minnen:
Daar is geen zoet,
Dat zo voldoet,
Aan ons Gemoed:
Dan als de Min twee zielen bind;
Wanneer men mind en werd bemind:
Dit is een zaak,, die al 't vermaak
Des Werelds overwind.
2. De heerssugt werd gesteld van veel'
Voor d'aldermeeste in Kragt:
Maar my dunkt dat in tegendeel,
De Min de meeste magt
Moet werden toegeschreven;
Wie kan de magt weerstreven
Van 't Minnewigt
Want yder swigt Dog voor zyn Schigt.
Sag men niet menig Vorst en Heer,
De Kroon en Scepter leggen neer,
Voor 't Min-Altaar,, Wanneer hy maar
Beproeft had zyn geweer.
3. Gelyk de Heers-sugt noyt is met
Een trotse Kroon te vre'en:
So kend een Minnaar Paal nog Wet,
Voor zyn Begeerlykhe'en.
Verkrygt hy eens zyn Beden,
Hy is nog niet te vreden,
Hy haakte alweer Naar nog een keer;
| |
[pagina 77]
| |
Ja zelfs hoe meer
Dat hy verkrygt, daar hy om smeekt,
Hoe meer dat zyn begeert' ontsteekt,
En in zyn Borst,, Een nieuwe dorst
Tot meerder kweekt.
4. Dit werd ik dagelyks gewaar
Myn waarde Phillis: want
Als ik het luk heb, dat ik maar
Op uwe lieve hand.
Een Kus of twee mag drukken,
Wensch ik'er een te plukken
Van uwe mond:
Werd dat vergond, Ik voel terstond
Dat myn begeerte hooger sweefd,
'k Wensch gy'er my een weder geeft:
Werd ik gekust,, 'k Voel dat myn lust,
Nog geen voldoening heeft.
5. Dog niet dat ik ondankbaar ben,
Voor uwe gunsten: Neen,
Myn liefste Phillis, ik erken
Met dankbaarheid al 't geen
Ik van uw heb genoten:
't Gering zo wel als 't Grote,
En 'k zal altyd, trots ramp en spyt,
Met alle vlyt U tonen, dat ik ben en al
Schoon dat het woedende geval
My van uw scheid,, in Eeuwigheid
Uw Minnaar blyven zal,
|
|