Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Marsch de Camizards.PAn die sat eens in het Riet en kweelde
Dog hy speelde Van geen Weelde,
Maar om dat
Hy niet van zyn Lief, ik meen Syringe,
Kon bedingen, Nog haar dwingen,
Om sig an,
Of liefst in haar zootje Steek-Salade Te ver-zaden
Want zy smade Steeds zyn min.
2. Terwyl hy dus eensaam sat te klagen
Van zyn plagen, Kwam zy Jagen Daar voorby,
Waar op hy, als weer op nieuws aan 't branden,
Haar aanrande: En toen aan de Linkerzy
Van zyn Meid, Heeft hy na een Prefatie
Dees Oratie, met veel gratie, Opgezeid.
3. Syringa kan Pan uw niet bekoren?
Neig uw ooren Met behooren, Dog eens na
Myne Klagt: wild gy by my gansch vyven,
Niet geryven, Zuld gy blyven Onversagt?
Ach! hoe graag, myn zoete-bolle dikke
| |
[pagina 74]
| |
Meid wouw ikke, jouw eens prikken:
't Is een vraag.
4. Pan, wel hoe nu? zei doen Syringe,
Van dees dingen Hier te singen? Steek een spel
Vry daar by: ik zal het noit toelaten:
Al u praten Kan niet baten, Loof het vry
Ouwen Sul, wil dit maar laten steken:
Want ik reken al uw spreken,
Slegts als Nul.
5. Ik wil dat, zei hy,
'k Wil niet spreken Van uw streken,
'k Heb 't al vat,
Houw je Woord, wil dat niet gaan te buiten,
Nog my stuiten, 'k Sal ontsluiten
Nouw je Poort,
Maar (ô my) eer dat hy haar 't begeerde
Kunsje leerde, Transformeerde
Haar Jupyn.
|
|