Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Stem: Pour quoi vous plaignez vous.ô GRoote Min-Godin!
Neigd eens tot my uw Ooren:
ô Groote Min-Godin!
Hebt meeley met myn Min.
Verhoor myn droevig klagen:
Versagt dog eens de smert,
Waar van ik alle dagen
Zo fel gepynigt werd.
2. Ik heb zo langen tyd
Bewierookt uw Altaren:
Ik heb zo langen tyd
My met de Hoop gevleyd.
Dat gy nog eens meêdogen
Zoud hebben met myn rouw
En door uw groot vermogen
Myn Leed verzoeten zouw.
3. Maar nu, ach! wat verdriet!
Nu is myn Hoop verdweenen:
Maar nu ach! wat verdriet!
Loopt alles hier in't riet.
Wyl 't Puyk der Jongelingen',
De Cieraad en de Roem
(Helaas! wat wreeder dingen)
Herschept is een Bloem.
4. Verstaat gy nu de Kunst,
Om ook te Transformeeren:
Verstaat gy nu de kunst,
Zo toon my eens u gunst
En wil hem eens het leven
En verder al het geen,
| |
[pagina 60]
| |
Dat hy besat, weer geven
En maak hem als voor heen.
5. ô Venus! 'k sweer u, dat
Ik u dan weer sal off'ren:
ô Venus! 'k sweer u, dat
Ik u myn beste Kat
Met Huyd, met Smoel en Ooren
En staat op Off'ren sal:
Wilt gy my niet verhooren,
Zo krygt gy niet met al.
6. Of ben ik dit niet waart,
Zo weigerd my dan dit niet:
Of ben ik dit niet waard,
Herschep my dan in Aard:
Laat my dees Gunst genieten
Dat hy in my met een
Geplant, mag wortel schieten,
Zo ben ik ook te vre'en.
|
|