Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Menuet aan Climeene. KOn ik de min ontvlugten, Ik sou niet langer sugten, Nog slyten vol druk Dus myn tyd in ongeluk, Maar wyl Ik ben gebooren Om in de min te smooren, Zoo blyf ik die ik ben, Wyl ik dog niet anders ken. 2. Wat kan ik dog verrigten? Daar selver moeten swigten De Goon in haar Throon, Voor de magt van Venus-Soon: 'k Wil dan met Offerhanden, Verliefde vuuren branden Voor 't Altaar van de min En blonde Schuym-Godin. 3. Ik leef dan in u banden, Gy hebt myn Hert in handen, Myn waarde Engelin, Die ik alleen bemin: Het zyn uw lieve Lonken, Die my in min ontvonken. De straalen van uw oog Myn ziel tot min bewoog. 4. Die net gespanne boogjes Van uw verliefde oogjes Verleenen my een zoet. [pagina 54] [p. 54] Dat myn Hert versmelten doet: Wanneer het Lief gewemel Van dien Azuuren Hemel Myn Zieltje tot den grond Treft met een diepe wond. 5. De roo' Corale tipjes Van uwe lieve Lipjes Doen my vaak met een sugt Beswymen, door 't genugt: Wanneer ik op de randjes Van uw yvore tandjes Een vogtig Kusje druk, En minnaars vrugten pluk. 6. Maar als ik streel uw Boesem Zoo geurig als de Bloessem, Van Peer, of Apricoos, Zo bloost gy als een Roos: En toond my hoe uw Kaakjes Nog door Min-vermaakjes Eens sullen zyn gekleurd, Als ons dat Luk gebeurd. 7. Laat ons dan, afgescheyden Van al 't gewoel, ons beyden Vermaken hier alleen, In onse Min te vreen: Die kend geen swarigheden, Als 't Onheil is geleden, Zo nadert weer 't geluk, Min groeid in ramp en druk. 8. Kom laat ons wêer eens kussen En onse Vlammen blussen, Climéne kom, ey kom, Omhels uw Bruydegom: Wil m' in uw armen streng'len, Weg sinkend in het zoet Van kuische Minne-gloed. Vorige Volgende