Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijMenuet: Charmé de mille Appas.VAar wel nu Clorenie,
Dewyl dat ik sie,
Dat ik uwe sinnen,
Noyt tot trouwheyd buygen kan:
Het is om die reden dan,
Waarom ik uw verban.
Vaar wel dan Clorenie,
Want ik weet niet wie,
Tog zoo een' sou minnen,
Die door hare werken toond,
Dat ontrouwheyd in haar woond,
Wyl gy my zo beloond.
't Is waar dat gy voor desen
My hebt veel gunst en min bewesen,
Dog die tyd is gepasseerd,
En uw gunst is ook verkeerd;
Ik heb daar door geleerd.
2. Hoe weynig is 't dat men
Sig vertrouwen ken
Op waarschynlykheden?
't Scheen ik was van uw bemind,
Dog by d'uytkomst zo bevind
Ik, hoe ik was verblind:
Want uw lossen aard,
Die had gy gepaard
| |
[pagina 42]
| |
Met geveynsde zeden,
Die ik niet wel zag voorheen,
Mits ik dagt, ik ben alleen
Bemind en anders geen.
Ik stel dan nu ter zy'en
Uw min en al u vlyeryen:
't Geen wel eer was hoog geagt,
En met sorg van my betragt,
Is nu by my veragt.
3. Uw Lot raakt my nu niet,
't Sy vreugd of verdriet,
't Kan my nu niet deeren;
'k Heb de gulde vryheyd weer,
Die 'kzo dwaaselyk wel eer
Ley voor uw voeten neer,
Door uw kwaad beleyd,
En ontrouwigheyd,
Kwam myn Staat te keeren,
En ik denk my nu voortaan
Wel te wagten voor die paan,
Waar op ik ben verraan,
'k Ben met myn luk te vreden;
'k Smaak de vryheyds zoetigheden:
Ik ken nu geen minneguyt:
'k Agt de min een schaad'lyk kruyd,
En seg dan tot besluyt.
4. Weg weg nu dwase min,
'k Ban u uyt myn Sin:
Schoon dat ik voor desen,
Ook was onder het gebied,
Van de blinde God Cupied,
Ik agt zyn pyl nu niet.
Uw zoetheyd is slegts zuur,
Uw vreugd van geen duur,
Wat playsier kan 't wesen,
Daar men altyd sit en sugt,
| |
[pagina 43]
| |
En dit is alleen de vrugt,
Van uw gewaand genugt.
Hoe is zoo een zyn leven,
Met ongeneugt en ramp doorweven?
Die sig met veel gunsten vleyd,
En daar na door uw beleyd,
Sig vind te laat misleyd.
|
|