Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Marsch van Marlbourg.WAt is'er droever in de min,
Helaas wat heeft meer smerten in,
| |
[pagina 37]
| |
Als 't scheyden van twee Liefjens eens van Sin?
Bedenk eens wat uw Minnaar lyd,
Myn Engels als gy van hem zyt:
En wat al ramp en droef gequel,
Volg top dat hart Vaarwel.
Ach! daar en is geen smert zoo groot,
Niets dat my zo van Vreugt ontbloot,
Als dit alleen,, Vaar wel, 'k ga heen,
Dit 's erger dan de dood.
2. Want boven dat men mist zyn lust,
Is in 't vertrek ons onbewust
Wanneer men weder eens zal zyn gekust,
Dit is de msert die 't hert doorgriefd,
Dit is het leed dat zoo verliefd,
Schier rukt de tranen uyt myn oog.
Gedoogd dan, Ey gedoog
Myn lieve Elisa, dat met lust
Ik nog eens van u werd gekust,
Eer dat het zoet, Der minnegloed,
In ons werd uytgeblust.
3. Uw oogjes daar de min uit straald,
Waar uyt myn Ziel zyn voedsel haald,
Zyn my een Son, waar voor myn onheil daald,
Keer weer dan Engelin! Keer weer,
Eer dat ik door myn smert verteer,
En maak dat ik niet lang alleen
Uw droef vertrek beween.
Toon my haast weer uw zoet gesigt,
Dat voorwerp van myn liefde en pligt,
Leef met my in,, De zoete min,
Daar alle vreugd voor zwigt.
|
|