Apollo of Ghesangh der Musen(1615)–Anoniem Apollo of Ghesangh der Musen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Sonnet. HEeft dan den Hemel my so gh'luckich niet gheboren Dat ick een reys jonck-vrou mach comen in u sin, Of sal mijn heete borst door 't stoken van de Min Verteeren in de gloet en droeffelijck versmoren? Ghy kont schoon Hemels pronck, so ghy maer eens wilt hooren Na mijn verliefde klacht, ghenesen mijne smert, Ick ben getrou in liefd, staech dienstbaer met mijn hert, Waerom valt ghy my dan met stuersheyt dus te voren? Ick die geen moeyt ontsie, maer bruyc mijn grootste vlijt Om door u krachtich oogh, te worden eens verblijdt, En ghy maect my bedroeft, door't weygren van u stralen. Geneest de wond des pijls, die Venus door 't ghebiedt, Van u mijn waerde vrou, in dese bosem stiet, Of ick moet door Atroop, in Plutos rijck gaen dalen. E.D. Dient om beter. Vorige Volgende