Apollo of Ghesangh der Musen(1615)–Anoniem Apollo of Ghesangh der Musen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sonnet. DAt ic lief, lief niet lief, is wonders, wonders, wonder, Dat hert steelende tongh niet gun ’t langh gh’wenst gheluyt, Dat dat ach haylich woordt niet eens mach comen uyt, Daer sulcken wreeden aert helaes moet schuylen onder? Ay schoone schoonste schoon, dat Selia is sonder Ghevoelen van weer liefd, ick gh’loof soo Tytons Bruyt Bewust waer schoon u doen, als sy den dach ontsluyt, Sy vluchte na de hoocht, en bracht en aerd beefs donder. Midts dat ghy hebt veracht die u langh heeft getoont Sijn hert en zielensliefd, wat sullen dees jonck-heeren? Doch cordlen alsmen weet, ghy mijn dienst wreedlijck loont. Ghy rooft u eyghen eer met ander te onteeren, Doch soo mijn kleyn verdienst u noch ten deel verschoont Ontsiet u eyghen faem, wilt medelijden leeren. Vorige Volgende