Antilliaanse Cahiers. Jaargang 3(1957-1959)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] L Zie hoe argeloos toch negers zijn: duizendmaal vertrapt gij hen in uwe steden, maar toen gij kwaamt in Afrika was hun groet aan u zo eerlijk zonder wraak. en nu gij gaat, willen zij Uw schepen met hun prauwen begeleiden en heffen u ren afscheid nogmaals hun tamboe-geroffel aan. en noemen u zo kinderlijk hun broeder. zie hoe argeloos toch negers zijn: hoe zij u omhangen met hun fetisj. hoe spontaan zij nu vaarwel met palmbladeren wuiven. ze werpen nu geen steen u achterna, noch schelden vrouwen van wie de zonen in uw steden sneuvelden u uit voor moordenaar.... zie hoe argeloos toch negers zijn: ze hangen u hun fetisj om zeggen u spontaan vaarwel, noemen u hun vriend en broeder. Vorige Volgende