Antilliaanse Cahiers. Jaargang 1-2(1955-1956)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Vroege morgen Ik heb er vele vroege vrije morgens zien rijzen uit de vochtbeslagen bomen op de rotsen In de golven schotsend op het zand heb ik verre vissen toegeroepen die er in de ochtend spelen kwamen met de late kleine stenen kinderen van het strand Ze waren waaiertakken tropenbloementrossen in de stroom van winter en wind zachtkens deinend in de zoete zee tussen mijn tenen En ik had niet de moed te wenen om de wrede tijd die hier een eind aan maken kwam [pagina 47] [p. 47] Nu groef ik niet meer de golven in de morgen maar ontwaak in de nacht met minder mooie dromen en verlang steeds naar het spelend zand om mijn benen spoelend wazige wieren zeemeerminnen harenslierten uit het diepe donker blauwe een onschuldig stoeiend ondiep zonnige chaos Vorige Volgende