Antilliaanse Cahiers. Jaargang 1-2
(1955-1956)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
DroomgenotIn de natgekuste nachten
ligt gekist
mijn fantasie,
een gesloten
étui
vol lome gedachten.
| |
NocturneOntnuchterd heb ik mij
aan het bitter weten
van wat het lichaam
in zich draagt,
het ongeschonden erfdeel
vraagt om wraak,
waaraan zich vreten zal
mijn etterend begeren
naar een wrang genot
dat ongestild mij
telkens weer tot
zich terug doet keren.
| |
[pagina 13]
| |
Aan de maanZwelt gij daar niet
als een volle moederborst
begeerlijk voor een kindermond...
Raakt uw eindeloze heersen
niet de zwarte hinderpalen en rondt
uw lichaam niet het altaar
van mijn wereld
die zich eens in u bevond?
| |
[pagina 14]
| |
Aan een dierbareLicht lacht uw leven zich
een verre hoogte
waar veldbloemen
bloeien aan uw hand.
Uw weelde speelt
een hazardspel,
trots lacht uw blik
de kansen weg.
Als deze nacht
mij doden zal
als al
dit weten mij zal
bedekken
vind ik je terug
in het niet zijn
van mijn bestaan.
Geschonken heb ik
mijn stille hoop
door vrees geboren,
laat me liefste
als het kan
je wrede passie
toebehoren.
| |
[pagina 15]
| |
Deze miniatuurwereld
vóór de drempel van je
gesloten deur...
en dit blind vermaak
met effecten
in vogelvlucht
naar losse verten!
Geronnen moed
heb ik gevochten
gezocht een
doelwit voor mijn
stollend bloed.
Ik nam in trotse
wanhoop mee
een handvol leegten
als trophee.
Dwazen hebben zich
verbrokkeld
in het lamplicht
van mijn zwijgen;
waar mijn woede
zich zal verlossen,
gaat door verborgen
troost
mijn liefde onder.
| |
[pagina 16]
| |
De laatste kusDe kanker wondt
op mijn gezicht
dicht
bij mijn mond
rauwt het open vlees
dar hees
zich schreit
om leegten eindeloos wijd
die ik niet omvatten kan
die mijn leed niet vullen kan
met de eeuwigheid
want:
dicht bij mijn mond
ligt de ontgonnen grond
te wachten
op verrotting van de tijd.
| |
VoorspellingAls straks de duistere nacht uitspant
en opgezweept de maan
een schuilplaats zoekt,
zal ik geblinddoekt
door een donkere macht
mijn liefde vinden;
de dolgeworden eenzaamheid
gebeten door vergetelheid
gaan wij in een behekste
kus verslinden.
| |
[pagina 17]
| |
TwijfelsVerward
cirkelt zich
op U
mijn dronken
hart.
De ronde
raast voorbij...
het kolkt
in mij.
| |
Dicht bij jeDicht bij je wordt het leven loom
met tederheid vullen zich de ogen
als reactie op een mooie droom.
Schuw wijkt de koude eenzaamheid
schuchter en verlegen
voor je warme aanwezigheid.
Nog dichter dan het eigen ik
weet ik je wezen
als ik in je ogen blik.
| |
[pagina 18]
| |
Laat het openenLaat het openen
van deze dag
de koude lach
niet verdrijven
uit de stampvolle
weelden
die de nachtimpressie
ons dwingend bracht.
Laat het laat
begin
verminderen
uw bijzijn
dat ik toch bemin.
| |
WroegingDe nachtdeur heb ik omvergeworpen
mijn bloedend hoofd
in het slijmerig
vlees gehuld;
toen zijn donkere stem
mij om onschuld vroeg
sloeg de nachtwind
verkoolde blindheid
op mijn schuld.
| |
[pagina 19]
| |
WeemoedEn toch is de nacht in mij verkild,
de bleke maan had het mij voorspeld,
toen ontzenuwd door een sterke hand
mijn overgave werd opgetild
naar waar nu de angst het leed beschut
- mijn nocturne in woestijnen leeft -
waar ik de brokken van mijn donk're passiehoop
tot korrels zand vind uitgezeefd.
| |
Oud gebedEens heb ik U gebeden
mijn duisternis in licht te slaan,
mijn blindheid te doen overgaan
tot de eeuwige schaduw van het heden;
mét mij heb ik U meegesleurd
door trouweloze dagen
zelfs heb ik durven wagen, uw handen
met mijn bloed gekleurd
te bergen in de schoot
van wat het lotgeval ons bood.
| |
[pagina 20]
| |
Mijn verzenIn mijn verloren zijn
heb ik U gebaard,
de doffe pijn
bleef me niet bespaard,
toen het rimpelig wrak
van mijn hersens openbrak.
| |
Oud wordenIn slotaccoorden
grijst de nacht
op mijn gezicht.
Somber
dit stilleven
in het late licht.
| |
[pagina 21]
| |
Brieven van een Curaçaose blindeDe nacht is stil, Liefste,
slechts het pril
gekoer van mijn
jonge dromen
voedt zó lang
de roes van dit samen zijn
tot bloed en pijn
uit donkere bokalen stromen.
In de schaduw
van deze rust
bloeit mijn overgave
als een open papaver
door je kwelling gekust.
Wachtend op het antwoord
van de jaren
berg ik je hoofd
in dit gemis;
ik zal je een leegte baren
die niet te vullen is.
Kijk, -
mijn handen zijn
te klein geboren;
je dromen rijk
de hele omvang
van je werkelijkheid
heb ik nu verloren.
| |
[pagina 22]
| |
Tussen je lippen
en de eeuwigheid
dort mijn overrijpe mond
als een bloedend verzet
tegen mijn zelfverwijt.
Vergeefs heb ik
de nacht gevraagd
mij in je armen
te begraven,
mijn halfontbonden hart
moest eerst
de tol betalen.
Je adem is mijn
land ontvlucht
als een witte vogel
in de nacht geschrokken,
wachtend op de koele hand
van een nieuwe morgen.
Je bracht me
al je machtbedrog,
je waan als
een korte droom,
maar in mijn
schroom vermoeden
heb ik je
mijn slaap verkocht.
| |
[pagina 23]
| |
Mijn blind zijn
is de eerste klacht
van al je zwellende
beloften,
een masker
door het lot gebracht
aan mijn verhitte dorsten.
Ik vind je in
mijn lege dromen,
verzadig mij aan
je verloren zijn;
je kus is een
bezweet ontwaken
in baringspijn.
Nog eenmaal
zal ik je
ontmoeten,
de duisternis
brengt mij
je land:
de zonden
zal ik strelend
boeten
en de verlangens
houden in mijn hand.
|
|