|
Lucifer, verzet hebben tegen God) |
8,7 |
houden: drijven |
9,2 |
Duytschen: Nederlandse |
9,3 |
betrouwen: vertrouwen (dus: geen verbond sluiten met) |
9,4 |
willen: zullen |
9,5 |
openbaer: duidelijk |
9,6 |
Arent: Adelaar (bedoeld is Karel v, die een adelaar in zijn wapen voerde) |
|
gekeeren: tegenhouden |
10,2 |
haet: heeft |
10,3 |
Hij durft zijn naam niet te noemen |
Gedurende enkele jaren heeft Karel v strijd gevoerd om het hertogdom Gelre, een strijd die uiteindelijk in zijn voordeel beslecht werd, toen Willem van Gulik-Kleef-Berg, de hertog van Gelre, bij het Verdrag van Venlo in 1543 afstand moest doen van Gelre en Zutphen (zie daarvoor ook al 190). Dit lied lijkt gemaakt te zijn tegen het einde van het conflict: de hertog en de Gulikers worden opgeroepen zich niet langer hoogmoedig op te stellen tegenover de Keizer. Welke datering men voor dit lied kiest (voor of na het Verdrag van Venlo) is afhankelijk van de interpretatie van de regels 6,6-7, die te lezen zijn als een oproep aan de hertog om de Keizer om genade te smeken, of als een verwijzing naar de knieval die de hertog letterlijk en figuurlijk voor Karel gemaakt heeft bij het sluiten van dit Verdrag.
Strofe 1 refereert aan de reis die Willem van Gulik-Kleef-Berg ondernam om een coalitie te sluiten met de Franse koning Frans i tegen Bourgondië. Zij hebben bovendien de gevreesde legeraanvoerder Maarten van Rossem naar Brabant gestuurd (strofe 2; over Van Rossems daden handelen verschillende liederen uit dit gedeelte van het Antwerps Liedboek: 177, 181, 182=186, 197, 210). Naast de hertog krijgen ook de andere Gulikers, met name de raet van Gulic, de schuld (6,1), overeenkomstig een bekend topos in vorstenspiegels, waarin dikwijls gewaarschuwd wordt voor slechte raadgevers.
De Gulikers worden als boeren bestempeld (5,1): vaker zien we dat de Bourgondiërs uit het sterk verstedelijkte Vlaanderen en Brabant hun Gelderse en Gulikse tegenstanders als onbeschaafde boeren beschimpen (zie ook 186:3,6 en 195:6,4). Opnieuw is dit een staaltje van propaganda: er waren al veel steden in Gelre, zelfs meer dan in Vlaanderen en Brabant, al waren ze wel kleiner. Gulik was wel meer agrarisch. Vooral in strofe 8 wordt de Gulikers verweten dat ze zondigen tegen Gods orde: zij worden vergeleken met de engelen die uit hoogmoed in opstand kwamen tegen God, en hoe afkeurenswaardig dat is, onderstreept de dichter in 8,3-4 met een referentie