Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die Ghelders ende die Fransoysen is een goed voorbeeld van een politiek historielied: een historische gebeurtenis wordt vanuit een partijdig standpunt belicht. In dit gedeelte van het Antwerps Liedboek komt een aantal liederen voor die handelen over de opmars van de Gelderse troepen door Brabant (naast al 181, ook 182=186, 190, 195, 197, 200, 211, 219, 220). De dichter van dit lied wil zijn landgenoten een hart onder de riem steken en verheerlijkt daartoe de kracht en edelmoedigheid van de Keizer en de keizerlijke troepen, terwijl de Geldersen en Fransen als het vleesgeworden kwaad worden afgeschilderd. In de strofen 4 en 5 wordt verwezen naar de aanval op Leuven door Maarten van Rossem in augustus 1542 (waarover al 197 handelt), en vermoedelijk is het lied niet veel later geschreven. De Gelderse legeraanvoerder wordt hier in uiterst negatieve termen beschreven, geheel in overeenstemming met het beeld dat van hem werd gegeven in tal van Brabantse liedjes, gedichten, kronieken en schotschriften (de dichter stelt zich in de slotstrofe ook expliciet voor als Brabander). In werkelijkheid deden de troepen van de Keizer in wreedheid niet onder voor Van Rossems troepen (waarvan in dit lied immers ook gezegd wordt dat ze de Geldersen en Klevenaars doot smijten). De hoop op een wending ten goede, die in dit lied expliciet wordt uitgesproken, hing samen met de verwachting dat Karel v spoedig zou terugkeren in de Nederlanden en zich aan het hoofd zou stellen van een leger dat zich bij de Maas had samengetrokken om de aanval op Gelre in te zetten. Kort nadien, in november, volgt het beleg van Heinsberg (waarover al 182 (=186) handelt), een volgende episode in de strijd van Gelre tegen Karel v.
De liederen over deze gebeurtenissen hadden deels dezelfde (maar niet overgeleverde) melodie: zo werd dit lied, dat niet van elders bekend is, op de melodie van Ghi chrijslieden alle tesamen (al 186) gezongen (zie aldaar). In 7,3 (Hy sprack met Vlaemsche tonghen) lijkt de aanhef van een van de liederen over het beleg van Heinsberg door te klinken (al 175:1,1: Al dat spreect met Vlaemschen tonghen). Literatuur: Van de Graft 1904, p. 197-200; Van der Does 1943, p. 78-80; Van 't Hooft 1948, p. 170-177; Van der Bom 1985; Van Wissing 1993b; Pleij 2000; Repertorium 2001, t0917. |
|