5,4 |
buyten vruechden pale: buiten het gebied vol vreugde |
5,5 |
princepale: hoofdschuldige |
5,7 |
in droefheyts sale: in het rijk van droefenis |
‘Moorddadige Venus, dit is allemaal jouw schuld!’ roept de wanhopige minnaar uit, nadat hij zijn situatie geschilderd heeft. Zijn beminde is alles wat hij zich maar zou kunnen wensen: de schoonste vrouw ter wereld (2,3) met een gezichtje en een oogopslag die hem duizend doden doen sterven (4,4). Maar zij blijft onverschillig. De beschrijving van de situatie van deze minnaar begint en eindigt met een algemenere uitspraak over de pijn die de liefde veroorzaakt.
In de vorm van het lied zijn er elementen die wijzen op een ontstaan in een rederijkersmilieu, vooral de aanspreking van Venus (strofe 5) en de subtiele toespeling op de gebruikelijke opdracht aan de prince (de voorzitter van de rederijkerskamer) in het woord princepale (5,5).
Die mint, die vint een heimelic lijden is alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. De strofevorm met zijn vele vrouwelijke rijmen is zeer zeldzaam. Een van de weinige andere liederen die deze hebben is het bekende In mijnen sin hadde ick vercoren, dat ook in het Antwerps Liedboek staat (al 88) en dezelfde sfeer ademt. Bovendien hebben beide liedjes een eenregelig refrein. Dat alles maakt het aannemelijk dat Die mint, die vint een contrafact van In mijnen sin is. Voor de melodie, zie al 88.
Literatuur: Repertorium 2001, t1343, m0447.