28 Die vogelkens in der muten
Liefdesklacht. Een minnaar blijft zijn geliefde trouw, ook al heeft ze hem afgewezen en trouwt zij een ander.
1,1 |
in der muten: in de kooi |
1,2 |
haren tijt: hun hele leven lang |
1,3 |
Waar kan ik heen? |
1,8 |
Ik schenk je mijn hartje dat trots is (apokoinou) |
2,2 |
In het geheim een wandeling maken |
2,3 |
dore: deur |
2,4 |
Zij was me er bepaald niet dankbaar voor |
3,1 |
laet u gedencken: denk daar toch aan |
3,4 |
onwaert: onwelkome |
3,5 |
begheven: in de steek gelaten |
3,6 |
Ik blijf hoopvol gestemd |
3,8 |
coele mey: frisgroene meitak |
4,1 |
Hi: (dezelfde persoon die elders de ikfiguur is) |
4,2 |
een vingherlijn: een ringetje |
4,5 |
oft: indien |
4,7 |
met huebsce woorden: vriendelijk |
5,3 |
houwen: trouwen |
5,4 |
Ik zal haar daarover geen ongenoegen laten voelen |
6,3 |
ghinck int lichte: neigde makkelijk tot lichtzinnigheid |
6,7 |
Ondanks het geroddel van jaloerse kwaadsprekers |
Gekooide vogeltjes zingen hun leven lang, ondanks hun gevangenschap, en evenzo zingt deze minnaar zijn lied, ook al zit het tegen. Hij zal zijn beminde zijn hele leven trouw blijven, en zelfs door haar huwelijk met een ander laat hij zich niet van zijn stuk brengen. Hij laat haar wetejn dat zijn standvastige liefde winter en zomer bloeit, terwijl de hartstochtelijke liefde, verbeeld door de kortstondige bloei van de frisgroene meitak, gauw voorbij zal zijn.
In dit lied wordt gebruik gemaakt van vaste woordgroepen, die als het ware de bouwstenen van het lied vormen. Deze techniek is ook in andere liederen te vinden. De geheime avondlijke gang naar het huis van de geliefde komt ook voor in al 94:1,1-3, het verzoek om toegelaten te worden onder meer in al 62:9,2; 70:5,3-4; 77:1,3-4 en 86:2,5-6. De trouw door het geven van een ring wordt vaak met de woorden van strofe 4 beschreven (al 22:9; 23:21,3-4 (het geschenk is daar een parelsnoertje); 164:12, 1-2). Ook de afsluitende zangerstrofe is zo'n stereotiep element; of er werkelijk een zan-