65 Op een morgenstond
AL CXXXIII
Lit.: FvD I, p. 295; MM, p. 110; Meier III, p. 106.
Bron: Sl 81 Nae die wise Op eenen morgen stont/so yst dat ick beghinne.
God heeft wel eer ghe-staen Al
in der sy - na - go - gen En - de sprack den
go - den aen En heeft haer dit ver -
to - - ghen// ver- to - - - ghen:
Sl 81 voegt aan de stemopgave toe: ‘Int walsche Sur le pont Davingon’. We hebben hier dus weer te maken met een dubbel contrafactGa naar eind1). Mogelijk hangt hiermee samen dat het incipit van Sl beter bij deze melodische versie past dan die van het AL met de onlogische rust tussen ‘stonde’ en ‘Om den mei’.
Men kan natuurlijk lezen:
Op een morgenstonde om den mei Soo ist be-ghin-nen
Daarmee geeft men echter het rijm ‘stond’ / ‘mont’ prijs, en maakt men de 2e regel drie lettergrepen te kort. Men moet aannemen dat de melodie, die men bij de AL-tekst gezongen heeft, enigszins afweek.