55 Ick weet een vrouken amoreus
AL CIV
Lit.: FvD I, p. 566; MM, p. 130.
Bronnen:
Sl 26 Nae die wise Ick weet een vrouken amoreus/si heeft mijn herte beuaen.
God is mijn licht/ mijn sa - li- cheyt Voer
wien sal ick be- - uen? Voer wien sal ic
scro-men Gods ma - ie-steyt Die wil be-schermen mijn
le- - uen Wanneer op mi ver- sel- -len
Die bose mijnvleysch te ver-nie- -len Mijn
vi - an-den die mi quel - len Als re - bel- -
len Men sach wel hoe sij vie - - len.
Hebben wij, in de eerste regel volgens Sl, te maken met een zwerfregel, verwant o.a. aan het bekende ‘Innsbruck ich muss dich lassen’?