45 Ic weet een vrouken wel bereyt
AL XCI
Lit.: FvD I, p. 459.
Bron: DEPB XIX (Sch., p. 40). Dit is die wise Ick weet een vrouken wel bereyt.
Van hoo-ger min-nen die ick dra - ghe Ver - bli - de
ic son - der ver - driet Want mi gheen dinc en
mach ver - sa - ghen Bi mijn lief so eest al
niet. Lof eer dat hem be- taemt. Co-ninc van he - mel
en - de eert - rijc Is hi al - leen ghe - naemt
Wanneer men in de tekstplaatsing DEPB op de voet volgt krijgt men - zoals FvD -
Ic weet een vrou - ken wel be - reyt enz.
Het resultaat leek ons minder aannemelijk; de dichter van DEPB springt zo vrij met de rijmschema's e.d. van zijn modellen om, dat aanpassing van het mannelijk rijm aan de melodie gewettigd lijkt (evenals het omgekeerde in regel 5 en 7).
Stemopgaven voor dit lied of zijn contrafact vindt men reeds in de 15e eeuw (Hs Berlijn MG 8o 185, fol.49r; 190, fol.162r); FvD citeert hier onvolledig. Voor een meerstemmige zetting vgl. Lenaerts, p. 64.