11 Den winter is een onweert gast
AL XXV
Lit.: FvD I, p. 545; MM, p. 127.
Bron: Sl 110 Nae die wise Die winter is een onweert gast / dat merck ick aenden daghe.
Ick sal wt mijn-re her - ten gront V Heer hier
ex- al - te - ren Al bi den goe-den tot
al - der stont Tot een oor-cont En in
ha - ren raet ver- ke - ren// con- ver- se - ren.