9 Den dach en wil niet verborghen zijn
AL XIX
Lit.: FvD I, p. 329; MM, p. 71.
Bron: Sl 47 Na die wise Den dach en wil niet verborghen zijn/het is schoon.
Groot is die Heer/ ghe- pre-sen seer
Al bin-nen die stadt van God den Heer En
in zijn hey-li- gen berrich fijn Dat zijn - se die ver -
co- - ren zijn // ver - co - - -ren zijn.