Anansi en de dresiman...
Op een dag was Anansi ziek. Niemand wist wat er met hem aan de hand was. Ma Akoeba en de kinderen stonden aan zijn bed.
‘Ik kan niet lopen’, kermde Anansi. ‘Mijn hele lijf doet zeer. Ik kan niet uit bed.’
Plotseling hoorden ze een klop op de deur. ‘Klop, klop’.
‘Soema drape?’ vroeg Ma Akoeba.
‘Na mi, mat' Kakalaka. Mi kon tek’ Anansi. Ik heb gehoord dat hij ziek is. In het bos woont een dresiman, Papadjani. Hij zal hem zeker helpen.’
Zijn vrienden mat' Kakalaka, mat' Dagoe en Oela de Owroekoekoe brachten Anansi bij de dresiman. Toen de vrienden plaatsnamen, zag de dresiman dat Anansi helemaal niet ziek was. Hij zei het en de vrienden werden zo boos op Anansi dat ze hem een afgedonderd pakslaag gaven.
Anansi huilde en krijste en riep dat hij het nooit meer zou doen. Maar intussen bedacht hij een andere list, want werken wilde hij niet. Hij moest naar huis lopen. Lopen, dacht Anansi en toen hij mat' Sabakoe zag, schoot hij in de lach.