't Amsteldams Minne-Beeckie
(1645)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOp nieuws bestroomt. Met verscheyde minne-deuntjes, en nieuwe ghesangen
Stemme: 't Geschieden op een Goe-vryendagh.Daer souder een Ruytertje vroegh uyt ryen,
't Was om een Lants-Heer sijn Dochter te vryen,
Soo veer an geen groen Heye:
De Lants-Heer doet hem Ghevangen, geboeyt
Op een hoghen Toren leyden.
2 De Ruyter heefter seer luyde ghesonghen,
Ick heb soo meenigh stout Ruyter ghedwonghen:
En nou sit ick hier ghevanghen:
De Lants-Heer heeft ghesworen mijn doot,
Dat hy my sel doen op hanghen.
| |
[pagina 409]
| |
3 De Landes-Heers Dochter, noch jonck van dagen
Sy hoorde de Ruyter so droevelick klagen,
En sy gingh onder de Muuren:
Stout Ruytertje dat jy sterven moet,
Och! dat doet mijn jonck Hart treuren.
4 Mooy Meysje kon jyder behouden mijn leven,
Wat jy begeerde soud' ick jou geven,
En ick sou jou met mijn leyden,
En voeren jou op mijn Vadertjes Slot,
Daer ick noyt van jou scheyden.
5 Stout Ruyter, jou bidden is al verloren,
Mijn Vader die heeft jou doodt gesworen,
Maer wilje mijn Soete-lief trouwen,
Ick hebje stout Ruyter soo seer bemint,
Datje selt joulijf behouwen.
6 Sy liet haer Vadertjes Wachter ontbieden,
En liet haer Vadertjes komst verspieden,
En sy liet de Ruyter ontbinden:
Die sadelde daer een Appel-grau Ros,
En Reet heen, met zijn Beminde.
|
|