't Amsteldams Minne-Beeckie
(1645)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOp nieuws bestroomt. Met verscheyde minne-deuntjes, en nieuwe ghesangen
[pagina 365]
| |
Stemme: Vliet heen droeve suchjes, &c.Chuylter gheen medogen
In het hertje van mijn Lief, so zijn mijn klachjes al verloren:
'k Heb door Liefds vermoghen
In de Minne-godt de trouw van mijn stantvaste liefd gezworen
Ik sal u lieven, mijn Lief mijn beminde, soo lang als ick leef
Ik (die voor u kniel) // De Goon mijn Ziel,
En u, mijn Lichaem gheef.
2 Suchjes zijn mijn spijze,
Traentjes zijn mijn dranck, mijn Lief, misdien ick uwe liefd' moet derven
Sal op dese wijze
Lievend lichaem voen zo lang, dat trouwe liefde my doet sterve,
Mach ick liefdes lusjes dan gheen meer pleghen, ghelijck als ick placht?
Mach ick dan gheen meer // ghelijck wel eer,
Ghebruycken liefdens macht?
| |
[pagina 366]
| |
3 Sal ick ondertussen
Vwe lipjes, uwe mondt, u kaeckjes, en u roode wangen,
Niet meer moghen kussen:
Sult ghy my, mijn lieve lief, by u niet een reys meer ontfanghen,
Sal ick geen lusjes, geen kusjes meer krijgen, gelijck als ick had,
Toen ick in de min, Mijn herts Sanctin
Om wederminne hadt?
4 Lief sal ick dan blyven
Afgescheyden sonder u, ha, pronck en perrel aller Vrouwen:
Laet des vaersjes schryven,
Laetse na mijn doot, mijn lief, dat bid ick, op mijn Graf-steen houwen,
Hier leyt hy die om sijn lief is gestorven, en rot tot as,
Van de Ziel ontbloot, Nu tuyght zijn doot,
Hoe trouw zijn liefde was.
|
|