Amsterdams minne-beekje. Deel 1
(1637)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijStemme: Fortuyn eylaes bedroeft, &c.
JVffrouw! ick offer u geen gaven van waerdy,
Maer tot een soet vermaeck dees slechte rymery,
Dit rijmpje lieve Maeght? vernieuwt met vreught de tijt,
| |
[pagina 80]
| |
Hoe heden jarigh is dat ghy geboren zijt.
2 Geboren tot een pronck van d'Amstel en het Y,
Ja tot verwonderingh is uwe deugts waerdy,
Juffrouw, ontfangh van my, dit rijmpje, 't welck u groet,
En toont u waerdigheyt de neygingh mijns gemoets.
3 Op Amsteldamsche Rey: Op Jufferlijck geslacht,
Ciert hulssel en paruyck met Adelijcke pracht,
Op Nymphjes van het Y, op Amstellandtsche Jeught,
Vyer heden dese dagh met allerhande vreucht.
4 Apollo Rymers God, beheerscher vande Cunst,
Stort, bidt ick) in mijn pen de volheyt van u gunst;
Op-dat ick tot vermaeck in rijmpjes rymen mach
Hoe dat het heden is mijn Juffrouws Jarigh-dagh
5 Juffrouw, ick wens voor loon u lieve gunst tot my,
De oorsaeck van mijn wens, en van mijn rymery,
Sijn d'oorsaeck dat ick u met soete vaersjes groet,
Op heden Juffrouw, u geboort vermanen moet.
6 O dagh, o lieve dagh, o dagh van blye vreucht,
O dach van vrolijckheyt, o dach die ons verheught,
O dagh, o lieve dagh, mijn pen u blydschap tuyght.
Wt wien dit wit papier gevoysde rijmpjes suyght.
| |
[pagina 81]
| |
7 Juffrou zaligh, en out wens ick u heden toe,
Oock dat ick met mijn wensch ten vollen u voldoe,
Juffrou goet ronts, goet Zeeuws, na d'Amsteldamschen aert,
Vermaen ick u geboort, dies geef een groote Taert.
I. H. Krul. |
|