Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
Toon: Wanneer de Zon zijn paarden ment,&c.
WAnneer de lieffelijke Maey
De zoete Zomer-vreughd,
Ons bykomt, dan is ’t zoet en fraay,
Want yder is verheugt:
En dan begint te groeijen
’t Geen ’s Winters is verdort,
Het Koetje op het veld gaat loeyen,
Het Duyfje korrekort.
2 Het Beekjen ’t geen bevrozen was
Dat huppelt heen en weer,
Zo klaar gelijk een Spiegel-glas:
Het Visje dat wel eer,
Zig hield onder de Stroompjes
Schept nu weer aam en vreugd,
In ’t groene van de Boompjes
Het Vogeltj’ zig verheugd.
| |
[pagina 246]
| |
3 Den Mensch zig zelf verheugen moet
Wanneer hy dit aanschout,
Want dan krijgt hy weer lust en moet,
Den Winter is te kout;
Dies meen ik my te verlusten
Alhier in ’t warme Land,
Op d’Indiaansche kusten
Daar ons de Zon verbrand.
F. Fransz. Klaix.
Gemaakt op ’t Eilant Sangai, den eersten Maay, 1650.
EYNDE. |
|