Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– AuteursrechtvrijToon: O schoonste Personagy, &c.
ADieu o pronk der Stede!
Met al u schoon en cierlijke Gebouwen,
‘k Wens al de geene Vrede,
| |
[pagina 243]
| |
Die zig in u, om u Vest onthouwen:
Want yder moet,
Zig voor u Vroet,
En voor u grootheid buigen:
Want vreemde volken,
Die zullen door haar Tolken,
Zulks getuygen.
2 Adieu, ik meen te scheiden,
Vit dit gewest, en ook van Amstels stroomen.
Den Hemel wil my leiden,
Tot dat ik ben, daar ik nog hoop te komen;
Daar Febus praalt,
En ’t heetste straalt,
Met al zijn glans en schoonheid;
Daar men Speec’rijen,
En veelderhande Zijen
V ten toon leyd.
3 Adieu o Brave Borsten!
Wiens zelschap ik wel eertijdts heb genoten,
Waar dat ik staag na dorste,
Dan gingen wy zo ’t zamen henen stoten,
| |
[pagina 244]
| |
En waren braaf,
O wat gaaf,
Als men in zulken soetheid,
Mag tijd spenderen,
Wie zou daar voor begeeren
Grooter goedheid!
3 Adieu o Amstel-Maagden!
By wien ik plegt eertijts te verkeeren,
Zo ick u ooit behaagden,
Zo zingt dit Liet tog eens tot mijnder ere;
Want ziet ik moet,
Dog heel onzoet,
Van u, o Meysjes! scheiden,
En ‘k wens den Hemel
Wil met zijn zoet gewemel
V geleiden.
F. Klaix.
|
|