Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Harts-lievende Vryagie. EY! laet my eens u rooscharlaken Kaken Naken, ‘k Sal dit klagen staken, En mijn weer vermaken vermaken Door u lief gelaat. Ach! mijn waarde ziel, Voor wien ik neder kniel, Ik bidd’ u uyt getrouwe liefde, Die ik t’uwaarts draag, Pijnt me langer niet met deez’ benaude plaag; Die ghy my doet lijden, Door u wrang en wreet gesicht, [pagina 220] [p. 220] Nu gy my wild’ snijden Van u lievend floncker-licht. 2 Hoe meught gy, door u stuursche parten, ’t Harte Tarten, Met veel zware smarten, Dat zoo dikmaal wert te Gront van u gedoemt; Ach het is te wreet, Dat gy nu soo veel leet Op mijn vermoeyden hals zoud laden, En verzende my Naat het droeve Rijk by Tifons raserny Vol ellendig schreyen: Daar ick wensch dat uwe jeugt, Als de Hemel-ryen Bloeyen mach in volle vreugd. 3 ’k Heb nooit gedacht uw’ deugdens schoone Kroone t’ Hoone; t’ Wijl hier veele woonen [pagina 221] [p. 221] Die met recht betoonen" Wat al waardigheidt Dat u borst besit. Mijn Lief, mijn eenigh wit, Al waar ’t dat elck u wou versmaden, ‘k Sou daer tegen zijn: En die laster-reen weer-roepen doen, om mijn Plicht hier in te quijten, Die ‘k mijn Engel schuldig ben, En ’t gedrogh versmijten, ’t Geen u naam niet roemen ken. 4 De krachten van u eerb’re zeeden Kneeden Heeden Mijn gemoet. De reeden, Die ick ga besteeden Om u wedermin, Is niet (liefste lief) Alleen om ’t zoet gerief Van Pafos dart’le minne-kuuren; ’t Is (O schoone) om [pagina 222] [p. 222] Vwe zoete gunst en liefdens Heylighdom Eeuwigh te genieten, Om mijn lang gelede pijn Eenmaal te verschieten In een vreughderijcke schijn. 5 Want ik kan uyt u hoogh gepreeze Weese Deese Groote blyschap leezen, Die my zonder vreezen Haest geneezen kan Van dit naar gezucht, Waar mee ik aard en lucht Vaak tot medoogentheydt doe buygen: Hoe kan dan u hart Zo versteenigt zijn, en lacchen om mijn smart? Denckt ghy niet wat straffen Dat u ’s Hemels streng beleydt Kan tot loon beschaffen, Voor dees snoode bitterheydt? 6 Laat u verstaalt gemoet, door ’t smeeken, [pagina 223] [p. 223] Breeken. ‘t Steecken Van Cypresses treeken, Stoot my in een Beeke Van rampzaligheidt. In wiens felle vloet, Ik, laas! versmoren moet, Ten zy gy my daer uyt komt lossen, En mijn ziel verquikt, Die door u gesmaal te vinnigh wort geprikt, Met u zoet ontfangen, t’ Wijl ik hope op u gena, En met rijp verlangen Haak na ’t lieve woortje Ia. M. W. de Ionghe. Vorige Volgende