Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
Toon: Ick quam op haar slaapkamertje gaen.
ARsire klaagt, met welige sin,
En vreest voor mijn’ afkerige min,
Sy denckt, daar steeck iet weelderigs in;
Eylaci! mits de vreugd’
Vast gebonden is aan mijn jeugd’;
De vryicheyd
Te ylich lydt,
Zieltje, maar soeckje te schromen,
Mijn lust het vleyen mydt.
2 Dat eer het vuur haar hette verlies,
Eer ick door sulcke smetten, te vies,
Een Ioffrou laack, en slette verkies,
Wiens overgeyle lust
Woordtjes queeckt, en liefjes ontrust,
Wech met de geen,
Wier valsche reen
Borsjes en Ioffertjes schenden,
En vreughd op ’t harte treen.
3 Ey! brave Nimf, vergifticht uw’ hart,
| |
[pagina 216]
| |
So gy in dese driften verwart,
De saus Brand aan en Schift-je te Swart;
Een and’re schencktse u toe,
Die van veynsen is nimmermeer moe,
En ick verwacht,
Voor trouwe vracht,
Niet dan verbitterde woorde
Van een geveynst geslacht.
4 De heusheyd moed beknopen die vondt,
En balsem-wijs bedropen een wondt!
Maar sacht, ick ben te open van mondt,
Ick mijmer, en dutte, en spreeck,
Laci! doch schuwt een angelsteeck.
Te Heyn aan ’t hart,
Verhoe de smart,
Arsire van sulleke ellenden,
En dan vry alles tart.
5 Denck niet dat ick mijn vinnetjes vlijm,
En tegen die Goddinnetjes rijm,
Wanneer ik haar minnetjes swijm,
Arsire, schijn bedriegt,
| |
[pagina 217]
| |
’t Valsch in slaap d’ oprechticheyd wiegt,
Mijn voorneem is
Bekentenis
Te doen van eeuwich te swijgen;
Aan ’t valsch geen eynd is.
I. Bara.
|
|