Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– AuteursrechtvrijStemme: Spangelette reforme.
PRaat wat Buurman, komt hier binne,
’t Is op Straat al wat te kout,
Laat mijn reden u verwinnen,
| |
[pagina 207]
| |
Loop Meydt, haal wat turf en hout,
En doet het vuur strack branden,
Tsa wakker, legh maar aan,
Men sou wel klippertanden
Van langh dus hier te staan.
2 Repje wat, en geeft hier strackjes
Voor Gebuurtjen eens een stoel,
Krijgh wat dunne drooge tackjes,
Wat, dit vuur brant al te kael,
Neen, leght dat wat bysonder;
Wech met dit zware block,
Soo soo, steeckt daer nu onder
Een bosje zwavelstock.
3 Nu begint het eerst te leven,
Sie je wel, nu sel het vry
Meerder hette van hem geven,
Kom, ay! schick wat dichte by,
Men kan op sulcke dagen
Gelijck ’t nu zijn, de schijn
Van ’t vuur seer wel verdragen,
Het zy by bier of wijn.
| |
[pagina 208]
| |
4 Ia dat ’s waer, hoor Willemijntje,
Haest je wat, en kom voort hier,
Daer is gelt, hael by Levijntje
Reys een mingel Smokkel-bier,
Ick wist niet wat my schorte,
Kom, geef my hier de kan,
Al sachjes met je storte,
Men komt hier soo niet an.
5 ’t Is te kout om dus te drincken,
’t Moet hier eerst een lutje broen,
Hey! wat leghje daar te klincken?
W’hebben hier geen glas van doen;
Men kan uyt sulcke pullen
Veel beter na den eys,
Sijn lege buyck op-vullen,
Avoes, het geltje ’n reys.
6 Drinck toch hartigh, waer na soeckje?
Naer een pijp, mijn vriendt, sie daer,
Om die post daer in dat hoeckje
Staender drie vier by malkaar,
Ik rook wel mee een poosje,
| |
[pagina 209]
| |
Lang mijnder ook een uyt,
Heb jy wat in je doosje?
Laat zien, wat is ’t veur kruyt.
7 Proef of mijn Toback jou beter
Dunckt te wezen in je zin,
Pluys die pijp uyt met je veter,
Daar is maar wat assen in,
Maar anders isse suyver,
Daar is de tang met vuur,
Dit is maar voor een stuyver,
Wat dunckt jou, is dat duur?
8 Commandeer eens by de Tappers
Om een pijntje aan Tobak,
Zoo beschaffen jou die Snappers
Wat in een petieltje strak,
Daar men pas twee drie pijpen
Af-stoppen kan, daar zy
Dan noch wel een af-nijpen,
En voegen haar al by.
9 Maar ik wed dat ik die zuygers
Nu voortaan wel wachten zel,
| |
[pagina 210]
| |
Want die onbeschofte Smuygers
Kunnen my met heur gelel
In ’t minste niet vermaken,
Ook valt haar bier te duur,
Ik moet het kroege staken,
En blijven hier by ’t vuur.
M. W. de Ionge.
|
|