Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XII. t’Samenspraack van Celadon en Tirsinne. Celadon. ‘tIS al te lang, met vrolijckheyd, gekust, Het kussen doet mijn vuur noch meer ontfonken, ’t Geen in mijn bloed geprent is door uw loncken, Werd door een kus tien twalef niet geblust, Kom, stel het hart uw’s Dienaars eens gerust, Nu Lief, wy zijn toch bey van weelden droncken, Waarom dan beyde in lusjes niet gesoncken? Vw’ weel’ge brand is Celadon bewust. Tirsinne. Geen strelingh werd geweygerd van mijn leden, Kust, blust, uw’ vlam met dubble vrolijckheden, Wy zijn toch eens, maer niet voor God getrout, Celadon. Ick heb ons trou bevestight met mijn eden, [pagina 184] [p. 184] Tirsinne. Ick weet wat ramp door geylheyd werd gebrout, Verbeyd Gods wil, die ‘k niet wil overtreden. Vorige Volgende