Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op ’t verjaren van Iuffrou H. I. VErtrout niet dat men hier u armen vast sal binden, Noch boeyen, hier u Jeught, op ’t Jaar-ty van dees dagh, O neen! wat banden sou men so bequaam doch vinden, Die waardigh waren dat u oogh haar stricken sach, Of datm’ u jeughdig hooft, met bloem of krans sal kroonen, Neen! ‘k acht dat oock onnut, de reden het verbiet, [pagina 112] [p. 112] De Lely, en de Roos, die op u kaken wonen, Die willen dat men u, met Bloem noch Krans versiet, Vermits sy munten uyt, en alle kleur verdoven Van Flora bloem-cieraet, en eyscht hy geur met kleur, Soo moet men ’t ademen van sulcke lippen loven: Waar dat ghy somtijts singt een aardigh deuntje deur Ghy maakt dan selfs u krans, en wy u dese banden, Door binden wenschen wy, dat ghy blijft vast gestrickt: In liefd, geloof, en hoop waar na Wy u verpanden, Tot dat d’hol-ooghde Doodt des levens strick ontstrickt. Ruëlle. Vorige Volgende