Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
Toon: Doe het Orpheus Bruyloft was, &c.
EEns doen de bruyne Wolck-godin,
Met duyzenden van oogen,
Haer kleedt geciert had nae haer sin,
En de bestande boogen
Van ’t hooge Hemelsche gebouw,
Haer stralen neder sonden:
Doen heeft de grijse vorst der kouw
Sijn dwingelandy ontbonden,
En heeft in ’t zuyer soet Euroop, bemuurt de zilv’re stroom,
De aerde in het wit bekleedt, vergrijst de groene boom.
2 Het Somer swoele Oosten blies
Met guure Winter-buyen,
Wanneer den Hollander en Vries
| |
[pagina 77]
| |
Op schaetsen aen quam kruyen,
Bond’ ick mee, als de Ieught gesint
Het ry-tuygh aen de voeten,
Met seecker Maeght, van my bemint,
Daer my een kindt gemoeten,
Dat al mijn ad’ren blies vol vyer, ’t bloet raeckten aen de zoo,
Mits hoorden ick een bly gelach, een lach van Cupidoo.
3 Om dat hy in mijn jeughdigh bloet
Een gloet van AEthnas voncken
Gesticht heeft, dat mijn geesje doet
Verliefde suchjes roncken
Al slapend, mijn verhoopte Bruyt,
En ’t machtigh Minne-Gootje
Lacht nu mijn droeve klachjes uyt,
Ick sweer u Cupidootje,
Indien ick u eens grijpen kan, by u gekruyfde hooft,
‘k Sal u, als ghy de Minnaers doet, van sin maken berooft.
M. Keusers.
|
|