De Amsterdamsche kermis-vreugd(1793)–Anoniem Amsterdamsche kermis-vreugd, De– AuteursrechtvrijZingende, by die gelegenheid, de aldernieuwste Liederen Vorige Volgende Samenspraak tusschen een Jager en een Herderin by haar spinnewiel. Stem: Vaart wel myn alderliefste gepresen. 1. Lest met het krieken van den dage, In het zoet en edel meysaisoen, Vond ik my geheel geneegen tot jage, Door Bosse, Velde kante en Groen, Van verre zag ik een schoon Herderinne, Digt by haer woning in een groene Wey, Die op haer wiel zat besig te spinne, Zy zong een lied tot lof van my. bis. 2. Ik zy myn alderschoonste Vrindinne, En zyt gy voor geen Iager verschroomt, Hoe zit gy hier alleenig te spinne, Onder het gelommert van het geboomt, Die door hun loose strikken en netten, Stelle 't Gevogelte al in den dwank, [pagina 58] [p. 58] Wilt dog op my u zinne niet zetten, U confersatie wyt ik geen dank. bis. 3. Schoon Herderin aanhoord myn gebeden, Neemt my voor u leerling aan, Ik zal my tot uwen dienst besteeden, En ook het Iagen voor u laten staan, Gaat liever by een ander te schoole, Daar zyn 'er die spinne in 't Land, Het is myn Moeder bevoole, Dat ik my voor schade of schand. bis. 4. Myn Engelinne en Lief uitverkoren, Ik ben den handel in 't boek van vlas, Mits ik ben uit een spindre geboren, En dat myn Vader en ik klaar was, Ik stel my naar u wil en gebeden, Houd dan waarde de Blom van 't vlas, Dat zy word met geen voeten betreden, Zy is boven al het Gewis. bis. 5. Lief deeze troost dat is myn verlangen, Ik kies u Meesters tot een Vrouw, Ik laat Iagt en het Vogels vangen, Want geen warande min ik als jou, Laat ons dan tot spinne bereyden, Naar onse plicht u hulpe voldoen, Tot dat de dood ons zal doen scheide, Schoon Herderin een zoen in ´t groen. Vorige Volgende