Amsteldamsche minne-zuchjens
(1643)–Anoniem Amsteldamsche minne-zuchjens– Auteursrechtvrijop verscheyde nieuwe wijsjes, door lievende gheesten uyt ghestroyt
[pagina 176]
| |
Stemme: Het Nachtegaaltje kleyne &c.
AL 't levenloos en 't leven // wat rept en niet en rept,
Wert, door des Scheppers hand,
Een nieuwe kragt gegeven, nieuw leven in geschept,
Nieuw voetsel ingeplant.
Niets blijft in eenen standt.
't Versterven, en verrijsen
Heerst al wat wesen heeft;
Op datmen God souw prijsen,
Die steeds nieuw gaven geeft.
2 Den Hemel, als ontsloten, stort dauw en, voetsel uyt,
Tot vreugd en vrughtbearheyt:
Dies telgen, tack, en loten, en bloemen, gras en kruyt
| |
[pagina 177]
| |
De Werelt overspreyt,
Alt saam tot nut bereyt
Van 's Menschen smaack en sinnen,
In vollen overvloet;
Op datmen souw beminnen
Die dese dingen doet.
3 De stromende Revieren, omcinghelt van 't geboomt,
Belommert vande blaan,
Daer in de Pluym-gedieren // met sangh te samen koomt,
Om ons te wijsen aan
Verheugt tot Godt te gaan,
Die spreken sonder spreken,
Sy dwingen sonder dwangh,
En tonen danckbaer teken,
Door haar verheven sangh.
4 Treet inde blyde paden // kreuckt 't Jeughdich klaver gras,
Pluckt af 't bedauwt gebloemt,
Wilt uwe lust versaden met 'tvruchtbaar Velt-gewas,
En uwen Gever roemt,
En hem u Vader noemt,
| |
[pagina 178]
| |
Die d' Vaderlijcke Minne
Aan u, als Kint bewijst;
Dies hem, met hert en sinne,
Eerbiedich looft en prijst.
C. D. Wittenoom. |
|