Amsteldamsche minne-zuchjens
(1643)–Anoniem Amsteldamsche minne-zuchjens– Auteursrechtvrijop verscheyde nieuwe wijsjes, door lievende gheesten uyt ghestroyt
[pagina 116]
| |
Stemme: Carileen.
Majus Troon,
Bromt roemrijk door de werelt,
Haar Triomph-geschater bralt,
Van daar Phoebi gevley,
Ciert beemd' en Mey,
Tot, daar s' haar glans met Wolcken damp omwalt:
Schoon haar croon,
Niet heerlijk is bepeerelt:
In Coninklijk gestalt:
Schoon sy geen marmre woon,
Of gulde Troon,
Heeft vol saphyr, hyacinth en Esmaralt;
| |
[pagina 117]
| |
Nochtans haar woon-doel
Met gebloemt bespreyt,
Trots eenig Troon-stoel,
Yders hertje vleyt,
't Gewas,
Selfs 'tgras
Een 't gebloemt,
Verheught,
Aen de jeught,
Majas lieflijck heeden roemt.
2 Silvia,
Drijft haar gecrolde Schaapjes,
Langs het Silviaensche dal,
Maar siet, ay! siet, hoe soet,
Haar Cloris moet,
Cust en omhelst haar, toont een blygeschal;
Granida,
En kan geen vreucht meer raapen,
In d' hoofsche ydel-heyt,
Comt afgedwaalt ter stee,
| |
[pagina 118]
| |
Maer Dorilee,
Met Daiphilo haar graage beesjes weyt,
Haar teder Hertje,
Voelt een minne vonk,
Opent haer smertje,
Met een soet gelonk,
Aan dien,
Om wien,
Sy d' hoofsche pronk,
Verliest,
En verkiest,
Voor een troon een linde-stronk.
P. Dubbels spe vivo: Hoop baert troost. |
|