Amsteldamsche minne-zuchjens
(1643)–Anoniem Amsteldamsche minne-zuchjens– Auteursrechtvrijop verscheyde nieuwe wijsjes, door lievende gheesten uyt ghestroyt
[pagina 93]
| |
Stemme: l'Avignone.
BEdroefd' en treurend Hart uw' suchten verlichten noyt uw stage smart,
Uw swaar verdriet, vermindert niet, of gy schoon duysent Tranen liet,
Het quijne uw pijne verswaart, en baard' een treurende aart,
Want die staag leyt sijn smert, en beschreyt,
Komt nimmermeer tot vrolijckheyt.
| |
[pagina 94]
| |
2 Dies treurd ter geener uur (mijn waerde), al viel u 't af zijn noch soo suur,
Denckt dat ghy lijt een korten tijt, om eer en meer te sijn verblijd,
Of 't scheyden ons beyden wat pijnt 't verdwijnt, als wederschijnt
Dien dagh als wy, weer paren bly,
En ick u lief, gelijck gy my.
3 Dan sal het lang ghesucht ons wesen een oorsaeck van te meer genught,
Als ghy met vreugd al d' ongeneughd' sult overdencken van u Jeught,
Al 'twenen, voor heenen geschiet, is niet: Ja al 't verdriet
Dat sal dan sijn soo soet naar pijn
Gelijck nae Regen Sonneschijn.
4 Dat staag een bloempjen stont te proncken in eenen stant, op eene grond,
De schoone blaan die cierlijck staan, sou eyndelijck versmaan,
't Staagh blosen der Roosen vermeert als 't keert, en weer wert begeert,
Soo wert de trouw vermeert door rouw,
Meer als 's in stage weelde souw.
5 De Somer selfs hoe soet verveelde: indien des Winters tegenspoet
| |
[pagina 95]
| |
Door stuurheyt niet, ons smaken liet wat vreughd de soete Somer biet.
't Suur smaken doet haken naar 't soet, en doet ons hert en gemoet
Begeren te meer naar 't geen dat wel eer
Veel meer vernoeghde ons begeer.
6 Gedenckt eens met wat vreugd ons herte, naer droef verdriet en ongeneught,
Naar hoop en pijn vereent sal sijn; want lust naar leed geeft soeter schijn.
Dis 't lijden verblijden vermeert, wanneer 't eens ommekeert,
Vreughd naar verdriet ons vreughde bied,
Maer stage vreughd verheughd gantsch niet.
C. D. Wittenoom. |
|