De Amsterdamsze gaare-keuken
(1796)–Anoniem Amsterdamsze gaare-keuken, De– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
Op een Aangename Wys.
WAer schuil ik voor de lonken, Van u zoet gezigt? Daat my vol vonken, Van de Liefde stigt, Myn boezem al te fel geraekt, Gevoel ik dat van binnen als een etna blaekt.
Hoe vrolyk zou ik lyen, Als gy schoone waerd, Gelyk de Byen, Wreed en zoet van aerd; Zy quetze ons wel onverwagts, Maer geven ons ook de Honing kragt, Die de wond verzagt.
De pylen van uw' oogen, Die verwonden my, Toont u mededogen, Als de Honingby, Genees, genees myn herte wond, Met honing dauw en balzem, Van u lieve mond.
|
|