't Amsterdamse rommel-zootje, met verscheyde minne-deuntjes, lief-lockende vrijagie, en treffelijcke harders-sangen, door verscheyde gentile geesten gecomponeert. Met de antwoort op 't Menniste susjen(na 1650)–Anoniem Amsterdamse rommel-zootje, 't– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Galathea staeckt uw' snelle vlucht, en stut u teere voetjens] Op de Wijse: Ballet d' Alckmaer. GAlathea staeckt uw' snelle vlucht, en stut u teere voetjens, Verlaet so schielijck niet, dit lommer groene Velt, En de soete stroom van de vloet daer soo veel jonge groetjens Aen weder-zijden op den Oever zijn ghesteldt, Daer het vluch gediert Door de Bloemtjens swiert, En soo vrolijck tiert en tiereliert. [pagina 24] [p. 24] Kan 't gesigt van dese beemde fris u hartje niet vermaken So vars bewast met dou als Tytus blonde hooft, Door sijn glans maeckt dat de velden gans met Gout-draet en scharlaken, Bestikt des Hemels pragt en gulde schijn bedooft, Door dees lieve lucht, Tweemael soet gerucht, Van 't geboomt veel rijp en eele vrucht. Vluchtige Nimph so hoort te minst my u Harder noch eens klagen, Hoe dat mijn felle vier, van uwe minne brant: Ick en kan het droevigh scheijen van u schoonheydt niet verdragen, En sterft so gy my uyt uwe Oogen bant. Soudt ghy dan soo straf Senden in een graf, Die u reen of oorsaeck noyt en gaf. Want van d'uur u blinckende gesicht en mijn lockende stralen, Met heete Blicxems kracht my eerst verscheenen waert, Op die stondt, voelde mijn Hart de wont, en quam ootmoedigh dalen, Eerbiedig tot beneen voor u voeten op der Aert, En met ziel en sin, Eert u als Goddin, Door oprechte Liefd' en trouwe min. Galatea, denckt doch in uw' sin of ghy wel zijt so aerdigh, So lieffelijck en soet in al het leven vint, Als bemint, te zijn van soo een Vrint, die u acht so veel waerdigh, Ey alle 's Werelts goet by u niet meer als wint, En beraet u niet, Maer blijft staen en siet Wie u dienst sijn leven langh aenbiedt. Vorige Volgende