De Amsterdamsche lichtmis
(1983)–Anoniem Amsterdamsche lichtmis, De– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
De Amsterdamsche Lichtmis, of Zoldaat van Fortuin.1Zo het een eer is, gelyk het in deeze tegenwoordige weerelt 2wel schynt te weezen, een Ligtemis te zyn en weinig deugt 3te bezitten, zo geloof ik, dat schoon ik een Amsterdammer 4ben, de Haagsche Ligtemis op verre na niet hebbe te wyken,Ga naar voetnoot+ 5ik meen dat die om by myn daden te rekenen, maar een 6prul is zo wel als alle andere die 'er voor myne tyd zyn | |
[pagina 42]
| |
7geweest. Maar dewyl men altyd een groote inbeelding van 8zyn zelven heeft, zo zal ik den Ligtmissigen leezer daar van 9laaten oordeelen; doch denkt niet dat ik u hier de naam van 10myn familie wil bekent maaken, daar is die al te eerlyk toe, 11want ik heb voor het minst twee vaders broeders, die ter 12drie maalen toe ieder een eerlyk banqueroet hebbe weeteGa naar voetnoot+ 13te maaken, waar door zy groote schatten hebben verkregen, 14het geen ik zekere daage hoop te erven, waaren die goede 15ooms maar al dood, zo dagt ik by my zelfs maar ik was be- 16drogen. Het is genoeg u te zeggen dat myn vader veel meer- 17der jaren als myn moeder had, dat een jonge en schone 18vrouw was, ontrent in de twintig jaaren doen zy trouwde en 19myn vader in de zestig; de twee eerste dagen na den trouw 20voldeed myn vader redelyk zyn huwelyks pligt, maar in de 21verdere tyd liet hy de zaken zeer slegt leggen, zo als ik van 22andere menschen, aan wien myn moeder haar klagten heeft 23gedaan, wel heb hooren zeggen; zulk een slecht onthaal deed 24myn moeder na een goede Luitenant zien, dewyl den Hop-Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 25man geen piek om hoog kon speelen, ja zelfs geen exercitie 26met het geweer doen, waar toe zy gelegentheid genoeg vond. 27Myn vader een Chirurgeins winkel op hebbende, gebeurdeGa naar voetnoot+ 28het dat een lompe boere opgeschote jongen, met een zekere 29quaal was gequelt, het geen aan de jeugt eigen is, voor al in 30de jaaren wanneer het bloed het alderhevigste is, zynde hy 31nog maar twintig jaaren oud. Wanneer hy een mooi vrouws 32perzoon zag, zo gevoelde hy op zekere plaats groote uitper- 33zing, dat hem zeer hinderlyk was; noch zo onnozel zynde 34van niet te weeten tot welk gebruik hem de natuur dat had 35verleent, zo quam hy daar over by myn vader raad plegen, 36dewelke hem het lit in een kom kout waater deed houden, 37het geen die boere jonge groot soulaas gaf, en myn vader daar 38rykelyk voor betaalde; hy quam al verscheide maale om | |
[pagina 43]
| |
39daar van genesen te worden, doch het gebeurde op zekere 40dag, dat myn vader niet t'huis zynde, die boere jonge hem 41adresseerde aan myn moeder, die reets van de zaak wist 42want myn vader haar zulks voor tyd verdryf vertelt had. 43Myn moeder nieuwsgierig de quaal van die boere jonge te 44bezigtigen, zei tot den jongen dat als Chirurgeins vrouw, zy 45voor het minst die konst zo wel als haar man verstont, en hy 46maar in haar kamer zoude koomen, gelyk hy deed; zy het 47zelve bezichtigende en na haar vergenoegen vindende, ging 48geen kom kout water haalen om hem te geneezen, maar 49wees den boere jonge een heele andere weg, daar hy haar in 50ge hoorzaamde, en zulks tot verscheide keeren hervattede. 51Myn moeder opgetogen van vreugt in plaats van hem gelt af 52te nemen, vereerde hem een drie gulde stuk, hem tyd en uur 53stellende wanneer hy haar weder zoude koomen vinden. Het 54ongeluk wilde, dat myn vader ontrent het stadhuis met 55eenige heeren van zyn kennis wandelde, wanneer de boere 56jongen hem voorby passeerde: Myn vader hem gewaar wor- 57dende, wilde aan het gezelschap wat korswil geven, riepGa naar voetnoot+ 58hem, vertellende ondertusschen op wat wys hy die jonge 59reets verscheide maalen, van het gezeide ongemak had 60geneezen, en daar aan een mooye stayver verdiend. WelGa naar voetnoot+ 61vriend, hoe staat gy 'er by, vroeg myn vader komt u die uit- 62perzing noch al aan. Myn heer zei die boere jonge, ik kom 63zo aanstonts van u huis, daar ik in uw plaats uw vroutje heb 64gevonden, die de kunst vry beter verstaat, dan gy want zy 65stak hem in geen kout water maar in een bontje, het welk 66my veel meer deugt heeft gedaan, daar boven noch in plaats 67ven gelt te geeven heb ik drie gulden by uw vrouw verdient. 68Myn vader stont niet weinich te kyken, zich menende met 69die boere jonge te vermaken, daar tot spot van die gene die 70by hem waaren, te zyn, de welke over dat voorval niet wei- 71nich lagte; ik weet dat die historie by veele reets is bekent, 72maar noit door den druk in het licht gegeeven zo als die in 73'er daat is veel minder myn levens bedryf. Myn vader t'huis 74komende, groete myn moeder met alle scheltwoorden dien 75hy bedenke kon, maar myn moeder als een vrouw die rede- 76lyk gemont was, deed hem noch zwygen; en de historie wil 77dat myn moeder van dat zelfde ogenblik, dat zy met die 78boere jonge te doen had gehad, van my bevrugt was geblee- | |
[pagina 44]
| |
Fig. 4: Tom is in financiële moeilijkheden geraakt en wordt bijna gearresteerd door toedoen van zijn schuldeisers. Sarah redt hem: ze biedt hem een beurs aan. (Derde staat.)
| |
[pagina 45]
| |
79ven, het welk ik wel zouw kunnen gelooven, want ben zeer 80dikwils met de zelve ziekte gequelt; altyd ik quam negeGa naar voetnoot+ 81maanden daar na door het schreefje van een venster kyken,Ga naar voetnoot+ 82en eindelyk in de grote weide weereld, en myn vader (adGa naar voetnoot+ 83hororas) den Chirurgein, gaf myn evenwel zyn naam en 84stont als vader te boek. Ik was naauwelyks agt jaaren oud of 85hy quam te sterven latende myn moeder weduwe, met een 86kint te wete my; de redenen dat myn moeder geen kinderen 87naar my kreeg, waren dat zy dat blindemans wegje wat te 88veel liet bereiden. De droefheit die zy over de dood van myn 89vader betuigde was zeer klyn. Enige jaaren daar na, begin- 90nende tot die van redelyk begrip te koomen, zag ik wel 91haast schoon men my altyd van de hand stuurde dat myn 92moeder met regt onder het getal van de gerieffelyke vrou-Ga naar voetnoot+ 93wen kon gerekent worden, maar zy deed doen beter verkie- 94zing, als een boere jonge te neem en, om haar land te 95bezaajen, het waare nu boekhouders, makelaars, en onder 96die zo, had een wynkoper de voorrangh, de welke ik menig- 97maal s'morgens opstaande uit myn moeders kamer zag 98koomen. 99Myn moeder had een meisje dat gantsch niet lelyk was en 100ik reets zeventien jaaren bereikt hebbende zo begon ik na 101dat merretje te hengsten. Haar op een zekeren dag op de 102kleerzolder vindende, stoeide ik in het eerst een weinigh met 103haar, daar na op de vloer rakende zag ik iets dat my de 104natuur zeide, voor myn quaal die ik gevoelde, zeer dienstig 105was, en wat hebbe ik hier veel woorden te gebruiken of 106doekjes daar om te winden, wy staken het een in het andere, 107doch in zoetste van onze vermakelykheeden, quam juist 108myn moeder op de kleerzolder, niet tegenstaande dat ik 109haar wel zag zo kon ik niet besluiten daar zo ten halve uit te 110scheiden het geen my deed zegge: oh! moederlief stoor my 111niet ik ben in 't vermakelykste van myn leeven. Zy d'eerbare 112willende spelen, nam een stok op en streelde my daar braaf 113mede over de rug, het geen my wel nootzaakte van het mer- 114rettje af te stygen, die zeer beschaamt regts om keerje, inGa naar voetnoot+ | |
[pagina 46]
| |
115plaats van haar voorste, haar agterste liet zien, en met grote 116confuzie opstont. Myn moeder haalde haar braaf over den 117hekel en dreigde haar, indien zulks weer gebeurde dat zy 118haar buiten de deur zoude zetten: maar dewyl de meid van 119al haar handeling wist, zo liet zy die bui overgaan, en wy 120wisten onze tyd wat beter waar te neemen, wanneer myn 121moeder met haar wynkoper na bed was, ging ik ons meisje 122vinde dat een zoet bruinettje was, met gekrulde lokjes, eenGa naar voetnoot+ 123boezem zo hard als een spykertje en rond als appeltjes, een 124montje als een klemmertje, lipjes als als coraal, en het reste-Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 125terende dat ik niet noemen kan, zo fraay, als imand oit een 126peerel mosseltje gezien heeft. Wy onderwezen malkanderen,Ga naar voetnoot+ 127zo dat ik op het lest zeer ervaren daar in begon te worden. 128Maar gelyk als imant die alle dage warmoes uit een schootelGa naar voetnoot+ 129eet, zulks gaauw moe word, zo ging het ook; dat bruinettje 130begon my al te verveelen, al die bevalligheeden in het begin 131zo aangenaam aan myn oog, lieten, zich nu heel anders aan 132zien. Het geval wilde dat ik in de maneschyn onder deGa naar voetnoot+ 133boome s'avonts ten elf uuren op de prince gragt vier jonge 134Juffrouwen ontdekte, nieuwsgierig wat die meisjes al onder 135malkanderen mogte verhandelen, zo verschuilde ik my agter 136een boom, digt by haar, wanneer ik hoorde dat zy een wed- 137dingschap onder malkander maakte, wie het verste metGa naar voetnoot+ 138opgeraapte rokjes tot boven de knien, zou durven wandelen; 139ik was nieuwsgierig dat spelletje te zien, wanneer ik den een 140na den ander zig voor my het pakje zag oprapen, en alzo ge- 141stelt voor by my passeeren, de leste van haar vieren dat een | |
[pagina 47]
| |
142meisje was, dat aan alle beide zyde mank gong, had de wed-Ga naar voetnoot+ 143dingschap gewonnen en het verste alzo gewandelt, evenwel 144kregen zy daar woorde over onder malkanderen het geen my 145nootzaakte voor den dag te koomen; haar scheidende zeide, 146ik weet wie het gewonnen heeft. Die zoetertjes waaren als 147de dood ontstelt, wanneer zy hoorde, dat al haar bedryf 148ontdekt was en gingen aan 't loopen zo veel zy konde. Uw 149hier een beschryving te doen van de verrukkinge daar ik in 150was, vier zoete meisjes den een na den ander haar pakje voor 151myn op te zien ligten, en de plaats welke de liefde het ver- 152makelykste vind voor myn oogen te zien dat ik van vreugde 153zo ontroert was dat ik geen onderscheid tusschen haar vie- 154ren wist te maaken, het scheen my altemaal een gedaante 155en figuur te hebben, de maan daar in schynende gaf een aar- 156dig perspectief. Schoon zy het meende te ontvlugte, volgde 157ik haar evenwel na, nieuwsgierig zynde, waar zy mogte 158woonen; ik had opgemerkt, wie dat van haar vieren, de 159mooiste was. Haare kleding in agt genoomen hebbende, was 160ik niet te vreden of ik zag waar zy in gingen; s'morgens gong 161ik voor by haar deur en zag dat het een van de schoonste 162meisjes was, die men met oogen kon zien; ik zal hier niet 163zeggen wat haar ouders deeden, of waar omtrent dat zy 164woonde, dewyl ik niemands eer wil schenden, en voor al de 165zoete en aangename vrouwelyke secte niet te kort doen, 166daarom zal ik de klugjes die my zyn wedervaren wel aan roe- 167ren, doch niemant noemen; altyd ik maakte het zo wel, dat 168ik ingangh in haar huis kreeg en de vryheit had met haar te 169kunnen gaan wandelen. Ik kon niet verzwygen het geen dat 170tusschen haar vieren gepasseert was, dat ik daar tegenwoor- 171dig was geweest, maar weinig wist ik dat ik als Acteon, wan-Ga naar voetnoot+ 172neer hy Diana nakent had gezien, daar over zo gestraft zou- | |
[pagina 48]
| |
173de worden gelyk zy onder haar vieren, ter uitvoering brach- 174ten. 175Dat meisje op het verhaal dat ik haar deed ontzettede 176haar zeer en negeerde het feit abzolutelyk, zy mankeerde 177niet d' andere van haar gezelschap daar van te verwittigen, 178die over een quamen dat zy my moest verzoeken van na een 179buiten plaats met haar te gaan, alwaar d' andere met hulp 180van meer van haar kennisse zich ook zoude laate vinden. Ik 181die daar van niet verwittigt zynde was niet weinig verheugt 182wanneer zy my zo een party voorstelde. De bestemde dag 183gekoomen zynde, ging ik met haar na die buiten plaats daar 184ik niemant zag dan die geene de welke het huis bewaarde 185maar weinich wist ik dat de andere in een kamer by malkan- 186deren waaren; eindelyk den avond gekomen zynde, aten wyGa naar voetnoot+ 187een slaatje met ons byden, brandende van iever om met haarGa naar voetnoot+ 188na bed te gaan, gelyk zy my zulks had doen hoopen. NaarGa naar voetnoot+ 189het eeten gebood zy my te gaan rusten dat zo draa het volk 190na bed zoude zyn, zy by my zoude koomen; ik gehoorzaam- 191de, en my de kamer en het bed aangeweezen zynde ontklede 192ik my en ging leggen. Ik hoorde geen muis riszelen of ik 193meende dat het myn Engel was, wanneer ik de kamerdeur 194hoorde open doen, en meer als twaalf jonge meisjes zach 195binnen treeden, met vier sterke boere jongens, die aanstonts 196myn bed besprongen my in de deeken rolde en vast naaide 197en daar na buiten op de ryweg bragten, my smytende mid- 198den in het wagenspoor, maar zy hadden my eerst wel een 199half quartier van die plaats daar zy het treurspel begonnen 200hadden, gedragen, wanneer zy heene gongen. Ik was zonder 201kleeren in de deeken genaait, kunnende noch handen noch 202voeten roeren, en tot myn ongeluk lag omtrent die plaats 203daar zy my neder gelegt hadden een dood paard daar ver- 204scheide bulhonden aan plukte. Ik was in doots beaauwtheidGa naar voetnoot+ 205dat zy my gewaar mogte worden doch tot myn geluk viel 206het anders uit. Den dach die brak door en d'eerste die my in | |
[pagina 49]
| |
207die bedroefde staat gewaar wierd, was een vetweier die daarGa naar voetnoot+ 208met een groot getal ossen voor by quam; d'eerste os my 209gewaar wordende bleef staan en by gevolg d'anderen ook, 210het welk de osseweier vervelende niet wetende waarom die 211beesten zwarigheid maakte daar voor by te gaan, sloeg 'er op 212en zette zyn hond haar agter na, het geen d'osse aan het 213loope deed gaan en zonder my te myden, verscheiden my 214over het lyf liepen, dat ik meende dat myn de darmen uit de 215keel zoude koomen, hy my ziende was zo onbarmhertig dat 216hy hartig lagte en my liet leggen, zonder de minste hulp te 217geeven. Eindelyk quam ‘er een boerin voorby die reets haar 218jaaren begon te krygen, de welke my ziende in het eerst on- 219zettede, dog wanneer ik tegens haar zei, ach! moedertje lief 220en vreest niet, ik ben een Christen mensch van Godloozen 221menschen mishandelt die my in deze deken hebben genaait 222en op de weg gesmeeten. Dat besje had zo veel leetweezen 223met my dat zy na haar huis gong het welk daar digte by was 224en liet my door haar jonge en drie vier meisjes uit de deken 225los maaken, wanneer zy my de deken om het lyf deede slaan 226en zo na haar huis deede gaan alwaar zy my een oude broek, 227wambus, koussen en hoed alles op zyn boers dede geven, en 228na my een weinig ververst te hebben moest ik in dat gewaad 229na Amsterdam, niet dervende myn klederen gaan eischen uit 230vrees voor groter ongeval. Ik bleef zo lang aan de poort tot 231dat den avond viel, wanneer ik stilletjes na huis sloop. 232Myn moeder was niet weinig verwondert my in dat ge- 233waad te zien, maar ik gaf voor van struikrovers geplundert te 234zyn, de ossen hadden my getrapt dat ik in geen veertien da- 235gen uyt myn bed op kon staan, myn moeder liet my jopenGa naar voetnoot+ 236bier haalen het geen my met 'er tyd herstelde. Ik zwoer 237wanneer ik gelegentheid zou vinde my, van die piskousen teGa naar voetnoot+ 238zullen wreeken, maar om u de waarheid te zeggen, ik was zo 239bang voor haar, dat men my voor by haar deur niet zoude 240gekregen hebben; zo dat ik het weer by my bruinettje hield. 241Myn gedachten waaren dagelyks om gelt te fineeren, waarGa naar voetnoot+ 242toe het spel my zeer behulpzaam was. Alle herrebergen 243naaukeurig bezoekende, maakte ik aanstonts met de vreem- 244delingen, die ik zag dat haar beurs wel voorzien was, een | |
[pagina 50]
| |
245nauwe verbintenis en na verscheide vermakelykheeden geno- 246men hebbende draaide het altyd op speelen uit; en om van 247de winst verzekert te zyn had ik een stuk of twee van myn 248metgezellen, dewelke (zig houdende, of zy my niet konde,) 249rontom de tafel daar wy speelde, spionneerde de kaarte van 250myn party, my door zekere tekenen, onder ons vast gestelt, 251te kennen gaven, al wat den ander in zyn kaarte had, doch 252om zulks met meerder voorzigtigheid uit te voeren, zo ver- 253loor ik zomtys al willens enig gelt, maar evenwel zag ik my 254in korten tyd meester van een goud beurs van hondert 255pistolen, het welk my zo opgeblazen maakte, dat ik alleGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 256eerlyke hoerhuizen gong bezoeken. 257Myn winsten dagelyks aangroejende, zo wilde het ongeluk 258dat ik op zekeren avond met eenige vreemde heeren, wiens 259beurs ik redelyk gestroopt had, in een gerieffelyk huis ging; 260niemand van het gezelschap genegen zynde, daar iets uyt te 261voeren, als met die Nimphen een praatje te maken, vroegen 262wy na een uur of twee met haar doorgebracht te hebben, 263hoe veel dat 'er verteert was, niet tegenstaande dat wy maar 264vyf à zes bouteilles wyn hadde gedronken zo dorst de koop- 265vrouw van het warme vleesch alias coppelaerster ons dertig 266gulden afvorderen, waertegen wy ons meende in oppozitie 267te stellen, zeggende dat wy niemand van de Juffers gebruikt 268hadden en by gevolg zo veel niet wilde betaalen, maar ons 269wierd geantwoord, dat zo wy het gebruik daar niet van ge- 270had hadden, wy de reuk van het wilt braad hadden kunnen 271hebben, het welk daar zo wel als het genot betaalt moest 272worden. Wy waaren niet weinig verwondert van onder we- 273derzydsche harde woordewisselingen, een half douzyn 274pluggen te zien komen, die ieder met een knuppel in deGa naar voetnoot+ 275hand de stokke dans danste, maar tot ons ongeluk, hielden 276zy de maat op onze rug, terwyl de andere hoertjes een 277deuntje zongen, en op die wys wierden wy op zyn hoffe- 278lykst tot buiten de deur geleid. Wy waren altemaal zulke 279kloekmoedige zoldaaten dat wy meer slagen krege als gaven, 280zwerende dat d'eerste die wy van de Duivels, want Engelen 281wilde wy haar niet noemen, konde krygen, zulks zouden 282wreken, waar op wy met een bedroeft aangezigt, en bultige 283rug van malkanderen scheiden. 284Na verloop van eenige dagen ging ik buiten d'UiterscheGa naar voetnoot+ | |
[pagina 51]
| |
285poort, met drie van myn goede vriende wandelen, wanneer 286ik een Duiveltje uit dat zelfde huis daar wy zo onthaald wa- 287ren, zag wandelen, buiten alle twyfel om te zien of zy haar 288ruig mosseltje aan de man konde helpen; ik moedigde mynGa naar voetnoot+ 289makkers aan my te ondersteunen, om wraak over haar te 290nemen, het welke zy my beloofde. Een van myn Confraters 291daar digte by een thuin hebbende, verzogt haar, hem de eer 292te willen doen met hem daar na toe te gaan, het welk zy 293gauwer toestemde als een hongerig posje de wurm met denGa naar voetnoot+ 294hoek inslikt. Wy volgde stil van agteren aan en vonden vol-Ga naar voetnoot+ 295gens afspraak de tuin deur aan staan. Ingekomen zynde 296groete wy dat geile duifje beleefdelyk, die zich hield my niet 297te kennen, gelyk ik ook deed; zy had het ongeluk van aan 298geen van het gezelschap te behagen, by gevolge geen voor-Ga naar voetnoot+ 299spraak. Na een korte onderhandeling, deed ik het woord 300haar gebiedende zich te ontklede, waarop zy antwoorde dat 301als een gerieffelyk meisje zynde, zy wel gewent was een 302gedeelte van haar lighaam te laaten zien en gebruiken maar 303zig heel nakent te ontkleden zonder een bed bereit te zien, 304om de minnestryd aan te vangen, dat zulks haar onmogelyk 305was, waarop wy haar by handen en voeten naamen en in een 306moment moeder nakent uit trokken. Ik by geval een teer- 307pot en quast in de tuin vindende daar de schutting mede 308geteert was gong haar daar mede aan 't smeren en gooide de 309overgebleve hamerslag zo digt op 't lyf, dat zy eer naarGa naar voetnoot+ 310duivel als mensch geleek. 311Na haar een keer a vier de t'huyn in die gedaante te heb- 312ben doen doorwandelen, gingen wy uit de pomp water ha- 313len, dat wy met hele emmers op het lighaam smeten, met 314borstels aan het schrobben gongen en haar daar na al huilen- 315de deden aan kleden. Ik haar buiten de Thuin leidende 316maakte haar een beleefde groet, haar recommanderende zy 317niet mankeren moest, aan d'andere Nimphen myn dienst te 318presenteren, en van het vriendelyk onthaal dat zy genooten 319had een net verhaal te doen en zo 'er imand onder haar 320gerieffelykheden mogt wezen, die ook een veegje uit de 321teer pot wilde hebben zy, my d'eer geliefde te doen van | |
[pagina 52]
| |
322maar by myn te komen, maar ik kreeg van dat snoepstertje 323geen antwoord; zy ging net als een hond druipstaarte heen, 324dog die had zy niet, maar het was, met neer geslage oogen, 325en een begrommeld stink mosseltje. Ik verhaalde mynkrulleGa naar voetnoot+ 326bolletje doen ik 't huis quam de Comedie die wy gehad had- 327den, maar die keurde zulks geenzints voor goed, want de 328vrouwelyke secte houwen d'een d'andere altyd de hand bo- 329ven het hooft; Dit krulle bolletje deed my noch kondschap, 330dat zy in haar hembden, geen Catoendrukster meer was, enGa naar voetnoot+ 331reets meende drie maanden zwaar te wezen. Ik lag myn oor 332aan de schreef van het buite vertrek om te luisteren of ik het 333kind in de binne kamer niet zoude kunnen horen kryten, 334hoesten, of fluiten, want ik kon my niet voorstellen, dat het 335in nege maanden tyd niets zoude doen en zulks was my licht 336toe te geven, niet gestudeert hebbende, maar wel van een 337boere jonge opgelegt, ja die zelfs niet en wist wat hy deed, 338doen hy my toestelde, ja had myn moeder hem de weg niet 339gewezen, zo had hy nooit binnen geraakt. Maar evenwel om 340de waarheid te zeggen zo was ik daar meer in ervaren, als 341myn vaar, want als my een meisje, haar hymelyk vertrekje 342liet zien, zo wist ik wel dat het niet was om tot brood te 343eeten, maar wel zomtys eens diende verfrist, te worden. Ik 344won dagelyks gelt, zo dat ik myn bruinettje rade aan myn 345moeder de huur op te zeggen en op een kamer te gaan 346wonen, gelyk zy deed. Eindelyk het uur van barensnoot 347gekomen zynde, zo bevond ik my daar en stont niet weinig 348te kyken, dat een knaphandige vrouw onder de rokken van 349myn beminde, een schoone dikke vette jonge ter wereld 350brogt; ik had een zo diepzinnig verstand dat ik niet kon 351begrypen, hoe dat, dat kint uit zo een klyn schulpje kon 352voor den dag komen, doch ik verbeelde nu dat zo drae de 353wareld gewaar wierd, in een moment zo was gegroeid. Ik 354droeg grote zorg voor myn beminde die ik beloofde te trou- 355wen, zo drae ik met den Titel van Baron, die ik in duytsland 356meende te kopen, vereert zoude zyn want ik kon niet langer 357dulden van boere afkomst te wezen, ook verbeelde ik my 358dat zo gaauw ik dien Titel zoude hebben, ik alle verdiensten 359daar by zoude krygen alleen was ik verlegen wat wapen dat 360ik zoude verkiezen, een bekke met water, en daar benevens een | |
[pagina 53]
| |
361brave leidze wortel, gy verstaat wel wat ik zegge wil, hetGa naar voetnoot+ 362geen voor my een sprekend wapen zoude geweest hebben en 363wel zou passen, om dat myn vader door zulk een doen van 364de boere jonge een kroon van myn moeder op zyn kop had 365gekrege, dagt my in het begin een heerlyk wapen te wezen; 366dan bedogt ik weer, of ik niet beter zoude doen het wapen 367van myn moeder te nemen, en daar een hongerige gapende 368oester in te late zetten; maar dat alles dacht my niet goed. 369Ik gong na een vermaard schilder verhaalde hem de historie 370van myn afkomst en dat hy my daar van een wapen het best 371voegende zoude maken, het welk hy deed en in weinige dage 372my, het zelve t'huis brogt: bestaande in een barbiers winkel, 373een hand die op myn vaders hooft, een kroon met de 374schoonste hoorens zette die ik ooit van een os heb gezien, 375boven uit het wapen quamen ook twee vergulde hoorens, 376onder was een gevlogt lind alwaar met goude letters in geschreven 377stont., Het agterste van een vrouw ligter als het 378agterste van een quikstaartje, geeft aan het manshooft daar 379het teken van. Ik was daar mede zeer in myn schik en stuur- 380de het aan myn moeders huis verzoekende dat zy het een 381van de fraaiste plaatze in de porselyn kamer wilde geven, het 382welk in ons huis niet mankeerde, om dat de voornaamste 383oostindies-vaarders, de punten van hare messen op myn 384moeders slypsteen, stomp quamen maken, het welk een spul-Ga naar voetnoot+ 385letje was daar myn moeder meer als zeide by won.Ga naar voetnoot+ 386Zo draa myn moeder dat wapen gewaar wierd, hoorende 387dat ik het haar zond sprong zy haast van toren uyt haar vel, 388en opstaande voet een byl nemende hakte zy het aan hon- 389dert stukken en lei de spaanderen op het vuur, t'huis ko- 390mende vroeg ik waar men het wapen had geplaast? dat zal ik 391u wyze zei zy my, een stok nemende smeerde zy my, braaf 392de ribben, daar by voegende, schoon het wapen het regte 393caracter betekende van ons levensbedryf, zo weet dat zulksGa naar voetnoot+ 394geen gebruik is, aan de wereld kundig te maken, want als dat 395plaats had, zo zou men vele die nu voor eerlyk passeren in 396Acteon verandert zien, leert dat een zonde bedekt gehouden | |
[pagina 54]
| |
397half vergeeten is. Maar zy zei verder, wat wil ik van u heb- 398ben, gy hebt geen dieper verstand. Wel moeder antwoorde ik 399waar om stak gy 'er het niet dieper in, doen gy my toe takel-Ga naar voetnoot+ 400de? heb, u daar geen redenen van te geeven zei zy, ik dogt 401doen op u niet eens. Ik was zo mistroostig dat ik van haar 402stokslagen had gekregen dat ik haar huis uyt gaande na mynGa naar voetnoot+ 403oom gong die veel werk van myn maakte om dat by al zulk 404schrander verstant bezat als ik, nogtans spraken wy dikwilsGa naar voetnoot+ 405van Oorlog, ja wy maakte de vreede, als ons het maar in 't 406hooft quam, de Keizer die trokke wy tot het schabbetje uyt 407en dat wiste wy uyt een geleerd maandelyks boekje te 408haalen, dat boek is zo vol geleerdheid, met een woord, het is 409de heele Biblioteek van de geleerden gelyk als wy zyn die het 410A.B.C. agter malkanderen kunnen opzeggen op zyn 411duymtje, niet meer als een lettertje a drie vergeetende; myn 412oom gong zeer dikwils na zyn buite plaats, in een calaisje,Ga naar voetnoot+ 413want gelyk als gy weet, dat het een eerlyk bangueroetier 414niet en voegt, te voet te gaan, noch geen buyte plaats te hebben, 415wanneer ik dan het huys bewaarde. Onderwylen had ik 416in een koffihuis kennis gemaakt met goedaardige jonge 417zielen, die my van alles onderregte en myn bot verstand op 418de slypsteen van de ligtmissery dagelyks een streekje gaven: 419zo dat ik uit myn oogen beter begon te kyken, en bedagt, 420dat het een dwaasheid was, te wagten tot dat myn Oom 421dood was, om zyn goederen te verdeelen, dewyl nu de grote 422mode was zulks by het levendige lyf te doen, het geen my 423door een toskaans Edelman die onder ons gezelschap was 424verzekerd wierd. Ik wist waar het geld van myn Oom was, | |
[pagina 55]
| |
425nam het met hulp van myn makkers met kist en al weg, die 426ik op de kamer van myn bruynetje liet brengen, doch daar 427niet mede vergenoegt zynde van voornemens zynde ons 428onder malkanderen wat te vermaaken, lieten wy een schilder 429koomen die wy aan besteeden in tweemaal vier en twintig 430uuren, myn Ooms huis, een andere couleur van verf te gee- 431ven en ook een hanghort uit te steeken, waar op met groote 432letters stond vry wyn brandewyn en mee te koop. DitGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 433gedaan zynde, lieten wy op dien dag dat ik wist dat myn 434Oom weer 't huis zoude koomen, speelluiden komen, die wy 435op de voorkamer plaaste daar ik een heerlyk maal had doen 436bereiden en onder het musieck aaten; ontrent ten vyf 437uuren in den achtermiddag quam myn Oom in zyn Calaisje, 438dewelke na ouder gewoonte een goede roes weg had voor de 439deur, de koetzier schoon het huis verschildert was het zelve 440daarom niet minder kennende, hield voort stil, myn Oom 441zyn hooft uyt de Calais, stekende, zei tegen de koetzier dron- 442ken hond, waar brengt gy myn ziet gy niet dat dit myn huys 443niet en is maar een kroeg? de koetzier die gewent was op de 444buyte plaats myn Oom gezelschap te houden in het drinken, 445meende dat zyn oogen hem bedroogen wreef dezelve, en gaf 446de sweep aan zyn paarden, en na langen tyd gereede te heb- 447ben, quam weer voor dezelve deur, zeggende, myn heer als 448dat u huis niet en is, dan kunt gy het zelfs zoeken: de meid 449quam mede uyt de kales die ook een brave roes weg had, zei 450Sinjeur waarlyk het is uw huis, maar wie 'er een kroeg van 451gemaakt heeft weet ik niet ten zy uw lief neefje zulks heeft 452verricht. Myn oom liet hem gezegge en quam uyt zyn Cales- 453je vragende aan de buren die hy wel kon, hoe zyn huis zo 454verandert was? die eens hartig begonnen te laggen hem 455onderregting doende dat zulks myn werk was. Op die woor- 456den viel d'oude man haast van zyn zelve maar men onder- 457steunde hem bragt hem zo in huis en ondertusschen was ik 458met het gezelschap de agterdeur uyt gegaan het niet raad- 459zaam vindende daar langer te blyven. Myn Oom ging ten 460eerste zien of men aan zyn geldkisten niet was geweest 461bevindende dat 'er een mankeerde gaf zodanig een gil, dat 462men het wel tien huyze ver zoude hebbe kunnen hooren, 463doch weder bedaart zynde dorst hy daar van niet veel ge- 464rucht maken, om dat hy my al te lief had om in Officiers | |
[pagina 56]
| |
465handen te doen vervallen? ten anderen was hy bang dat zyn 466schuldenaaren weer op hem af mogten koomen, als zynde alGa naar voetnoot+ 467melionem fortunam gekomen, dat is te zeggen in beeter 468staat, welk woord ik van een geleerd man heb gekogt, met 479nog enige andere, die ik by wylen in een reden te pas 470brenge, om te tonen dat ik gestudeerd hebbe maar nooit doe 471ik dat of ik weet dat ik by menschen ben die geen latyn ver- 472staan, want ik weet niet, waar en in welke gelegentheid ik 473dat juist moet plaatzen; altyd myn oom hield de zaak zo stil 474als doenlyk was, maar alle half beschonke zynde, zo dogt 475niemand om het uithang bort in te trekken. Eenige varends- 476gasten, voorby komende en beschonken zynde quamen met 477'er stuk of agte in huis en eischte brandewyn; de meyd ant- 478woorde haar dat men niet en tapte, het geen haar zeer 479toornig maakte en de meid haar mont wat weier door een 480veeg gemaakt zoude hebben, hoewel die redelyk uit de natuur 481gespleten was, indien de buren niet toegeschoten had- 482den en haar onderregt dat het een ligtemis van een neef was, 483dewelke die pots aan zyn oom had gespeelt, het welk haar te 484vreen stelde, zeggende dat zal weer een zieltje naar BataviaGa naar voetnoot+ 485wezen, want daar is doch de generale vergadering van die 486vrome quanten, het welk zy evenwel gelogen hebben, want 487noit heb ik lust gehad na die heten landen te gaan, maar in 488zweden, heb ik meer als een maal geweest: daar valt mynGa naar voetnoot+ 489een historie te binnen, dat ik op zekere tyd van een teefje 490op zekere plaats gebeten zynde, ik my in een geneesmeesters 491huis begaf, over een komende dat hy my binnen een maand 492volkomentlyk moest genezen, het welke hy voor de prys die 493wy vast stelde aan nam; hy had een zeer fraje vrouw en noch 494mojer meid; naauwelyks had ik daar veertien dage geweest 495of hy verzekerde my dat ik in staat was, van drie tegen een te 496spelen, dog daar geen volkomen geloof aan willende slaan, zo 497zei my de vrouw haar man uit zynde, dat zy verzekert zynde 498van de konst van haar man, daar de proef wel van zoude derve 499en wilde nemen, het welk zy met zo een vriendelyk gelaat zy, | |
[pagina 57]
| |
500dat ik de party aannam. En na den haan een reis à twemaal met 501een styve duim en vingers over gehaalt hebbende, liet zy in haar 502nagt slot vuur geven, het welk my volkomentlyk gerust stel- 503lende, ik haar voor haar genegentheid zeer wel voldeed. De 504meid die op zulke kost niet minder snoepig was, zag my met 505een stuurs gezipt aan, my vragende, waarom dat ik de proef 506van myn verstaalt mes op haar slypsteen niet had gepro- 507beert, dat 'er voor het minst wel eens zo veel op de haare 508quamen, als op die van haar juffrouw, die alzo dikwils wasGa naar voetnoot+ 509gestempelt geweest dat zy haast niet voor gangbare munt 510kon paszeren. Ik liet tot meerder verzekering die meid ook 511een stuivertje verdienen en gong daar op de deur uit, my 512nog enige dagen onthoudende van in het boek van een bladGa naar voetnoot+ 513en duizent vouwen dat myn bruinettje toe behoorde, myn 514les op te zeggen, latende onderwylen myn oom zynGa naar voetnoot+ 515beschimmelde schyven betreuren, die ik lucht gevendeGa naar voetnoot+ 516schoon door Amsterdam deed wandelen. 517Eenige dagen verliepen 'er, dat ik in een mothuis geraakte 518op de zee dyk, daar ik niet weinigh te borde moest brengen:Ga naar voetnoot+ 519de plaats was niet heel aanzienelyk maar wat vraagt een ligt- 520mis daar na, ik een zoet meisje daar vindende, dat my van 521verre frai toescheen door haar net optooisel, maar anders 522was 'er niet veel aan, raakte daar mede in gesprek en wilde 523wel geerne een greepje gedaan hebben, maar zy hield haar 524als of zy een van d'eerlykste was die 'er op de aarde gevon- 525den werd, ik continueerde dagelyks haar te bezoeken zonder 526iets te vorderen, als alleen dat men my een gedurige hoop 527gaf, doch men liet het tot de zaak nooit koomen, evenwel 528wist men wel het huisje van myn zak te luizen onder belofteGa naar voetnoot+ | |
[pagina 58]
| |
529van op die of dien dach, het kasteel der vermakelyke wellus- 530ten over te geven; altyd ik was daar voor een tagtig gulden 531aan dat nimphje en voor veertig gulden aan de eerlyke 532vrouw daar zy by woonde vry, zonder iets te verkrygen als 533een greepje ter loops en myn hand noch op een kale plaats 534te leggen. Ik verbeelde my dat het een eerlyk meisje was, die 535noch niet onder de man had geweest, wanneer ik niet weinig 536stont te kyken, doen men my deed zien dat dat zelve 537nimphjge, het welke zich zo eerbaar hield in de publieque 538huyzen, wanneer 'er een zadel voor een spring bock te kort 539quam, gehaald wierd, daarenboven hoorde ik ook dat in 540plaats van een vryster daar zy zich voor uyt had gegeeven, 541zy dan ook wel eens voor weduw en dan een getrouw 542devrouw was die om haar goede conduite van haar man was 543verlaten. 544Ik moet bekennen dat ik nooit grammer op myn zelfs ben 545geweest, als dat ik my van zo een mottig bakhuis heb laatenGa naar voetnoot+ 546bedriegen en het scheen dat het een ongelukkige maand 547voor my was, want weinige dagen daar na kennis aan een 548Engelsche Leddie krygende, verzogt ik om by haar te slaapen, 549het geen zy toestond, maar naauwelyks begon ik haar 550op zekere plaats wat te streelen, of zy bestruyfde myn handGa naar voetnoot+ 551uyt haar agter quartier en het heele bed, dat ik meende van 552stank te berste. Myn heer zei zy vergeeft het my ik ben aan 553de loop, verbeeld u maar dat het spaansche muskes is. 554Mejuffrouw zei ik, ik houd in geenen deelen van die spaan-Ga naar voetnoot+ 555sche muskes, want heeft de opregte reuk van Hollandsche 556stront. Ik klopte om ligt en stont op, het geen my deed zeg-Ga naar voetnoot+ 557gen, zo het zoo voort gaat verlies ik my Caracter van Am- 558sterdamsche Ligtmis, want in plaats dat ik andere moest be- 559schyten, zo doet men het my, het welk my een besluyt deed 560neemen, van met een huur chaize na Parys heen en weer teGa naar voetnoot+ 561gaan; onder wylen order op myn zaken gestelt hebbende 562want ik verbeelde my dat men die reis in een dag a drie wel 563kon doen, ik nam van myn bruynetje afscheid belovende in 564't kort weer te koomen; ik zal hier geen beschryving van | |
[pagina 59]
| |
565myn reis doen, maar alleen zal ik zegge dat half weege Parys 566myn paart dood bleef, en ik geen een woord fransch ken- 567nende, genootzaakt was de chais in de slyk te lante leggen;Ga naar voetnoot+ 568myn pakje op myn schouders nemende, gong ik tot d'eerste 569post te voet, vervorderende de andere dagen myn reis metGa naar voetnoot+ 570post paarden, maar myn agterquartier wierd zodanig gevilt 571dat ik twintig uuren van Parys in een herreberg moest bly- 572ven. My wierd gezegt dat op het kasteel dat daar digte by 573was een hollands heer woonde, maardat het hem in de zinne 574was geslagen, zynde altyd in het harnas, niet te min vervolg- 575de zyn bediende die mede een hollander was, gy zult hem 576grote vriendschap doen. Ik gong hem zien en hy deed my 577waarlyk een vriendelyk onthaal; over het middagmaal zynde 578vroeg ik hem na enige omstandigheden van de stad van 579parys; en waar die naam van daan quam, waar op hy my ant-Ga naar voetnoot+ 580woorde dat een, genaamde Gargantua dat een reus was, dieGa naar voetnoot+ 581stad eens had gaan bezigtigen: het volk van parys zo een 582groot mensch ziende, bleven met open monde na hem staan 583kyken, want dat volk vervolgde hy is geck en zo nieuwsgie- 584rig dat een hanneke majer, een ketellapper, met duizendeGa naar voetnoot+ 585menschen op de straat zal doen vergaderen voor zo verre zy 586maar horen dat het vreemdelingen zyn. Deze Reus dan van 587zo een groot getal volk omringt zynde, wierd genootzaakt 588zich te gaan uitrusten op den toren van de lieve vrouwe 589kerk, daar zynde; zag hy een menigte menschen om laag uit 590nieuwsgierigheid by malkanderen vergaderen, hy niet weten- 591de wat zulks was, dacht by zich zelfs die lompers willen dat 592ik haar myn wellekomst betale, ik moet haar wyn geven, 593met eenen zyn broek losmakende kreeg hy daar een zo yze- 594lyk instrument uyt dat zulks niet uit kan gesproken worden. 595Evenwel waren 'er vrouwen, die op een byzondere manier 596daar van spraken, d'eene zei ik wenste wel dat myn man 597daar een entje van had, een dogter zei tegen haar moeder 598daar schrik ik af, die daar mede gestoke wierd sturf aan de 599wond; neen dochter zei de moeder, die schede dewelke voor 600dat instrument gemaakt zyn rekken wel; met begon de ReusGa naar voetnoot+ | |
[pagina 60]
| |
601te pissen en maakte hondert duizent mannen, behalve vrou- 602wen en kinderen nat, enige wel ter been zynde ontquamen 603door het loope den drop van het ziltige water van die Reus, 604tot dat zy gekomen waren voor d'universiteid daar zy stil 605hielden, vloekende en zwerende dat zy door Urine dat pis 606gezegt is nat gemaakt waren, andere die zo wel niet wiste te 607spreken, verbaast zynde, zeide Uri d'andere ris, altyd de stad 608wierd daar na Paris genoemt, dewelke van te voren Lucece 609genaamd wierd, gelyk Strabo zegt in het 4. boek, het welkGa naar voetnoot+ 610in het Grieks gezegt is, witagtigh, om de blanke billen die de 611vrouwelyke secte in die stad hadden. Die van Parys, zyn 612menschen die ligt zweren en noch minder haar woord of eed 613houden. Om weder tot de Reus te komen, hy de klok in hetGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 614gezigt krygende, begon daar zeer zoet op te spelen, het welk 615hem de begeerte deed krygen van die mede te nemen en 616voor een bel aan de hals van zyn muil Ezel te hangen gelyk 617hy deed en gong tegens wil en dank van die van Parys daar 618mede heen. 's Avonts aan een herreberg zynde deed hy die 619klok van zyn muil-Ezel af en zette hem aan de deur; een 620bedelmunnik daar voor by komende had hem geerne voor 621zyn klooster mede genomen, maar liet hem staan, niet om 622dat die te heet, maar om dat hy een weinig te zwaar voor 623hem om te dragen was, wegende voor het minst tien duizent 624pont. 625Maar myn heer vervorderde hy, die historie is lang genoeg 626ik wil niet twyffelen, als een Ridder zynde, het welk ik aan 627u postuur wel kan zien, of gy zult my verwaardige van dit 628harnas aan te trekken en teegen my te slaan. Myn heer, zei 629ik, ik ben geen oorlogs helt, vergeeft het my, ik dien beter 630aan een goede tafel als in het harnas; hoe hervatte hy, bent 631gy wel zo onvermete van hier te koomen en zulks my teGa naar voetnoot+ 632te weigeren? dan breek ik u den hals, met eene een stuk van 633een spies opnemende, gaf hy my een slag tusschen hals en 634neck, dat ik meende te bezwymen het welk my zo toornig 635maakte, dat ik een stuk brandent houd uyt het vuur kreeg 636en hem in d'oogen meende te steeken, het welk hy willende | |
[pagina 61]
| |
637ontwyken agter overviel en door de zwaarte van het yzer dat 638hy aan had, van het hooft tot aan de voeten in het harnas 639zynde, niet weder op kon staan; de val gaf zo een klap dat 640men het een huis of tien verre zoude gehoord hebben, wan- 641neer ik een kamerdeur zag open gaan en daar uyt een zeer 642schoone dame zag koomen, ontrent vyfentwintig jaaren out 643dewelke een geboore fransche dame was, doch evenwel goed 644duits sprak, dewelke my zei; myn heer doet my de vriend-Ga naar voetnoot+ 645schap dat gy dien gek laat leggen en komt liever my een 646uurtje onderhouden, met eene my de hand toerykende, 647waar op ik haar de myne gaf en volgde, zy gong op een rust- 648bed neder zitten en ondervroeg my aangaande de stad van 649Amsterdam, na enige zamensprake over en weder, zo zei ik 650dat haar man, want ik verstond uyt haar dat hy het was, my 651wilde dwingen het harnas aan te trekken om tegens hem te 652vegten; Maar mevrouw zei, ik gong liever met mevrouw een 653aangename minne stryd aan, wel ziende uyt haar oogen en 654bloote boezem die zy my toonde dat het haar daarom te 655doen was. Myn heer zei zy daar is gelegentheid genoeg toe, 656terwyl myn man van de grond niet op kan staan; ter zelver 657tyd op het rust bed gaan leggende zo gaf zy my de vryheid 658van te doen het geen myn goed dagt, maar de nieuwsgierig- 659heid dwong my om te zien of die van een fransche dame, 660dezelfde figuur als die van een hollandsche had, en na alles 661wel bekeken te hebben vond ik dezelve plaate smoel als die 662van de Hollandsche, maar de couleur van de paruyk was 663anders, zynde zwart, het geen op het wit niet qualyk stak; 664die dame die meende dat de zaaken by myn slegt stonden, 665zeggende wat is dat myn heer, zyt gy by de vrouwen alzo 666slegten held, als tegen een zoldaat, maar ik antwoorde daar 667niet op, maar liet haar op staande voet wel anders zien, het 668geen haar zo wel behaagde, dat zy zich niet onthouden kon 669van te zeggen, daar zyn immers geen aangenamer wapenen 670als dit hand geweer, zy deed my het zelve zo dikwils hervat- 671te, dat het kruyd op de pan niet meer wilde afbrande,Ga naar voetnoot+ 672onderwyle dat haar man vloekte en tierde dat men hem op 673zoude helpen, dat hy na de belegering moest: het is niet 674nodig antwoorde zei, men heeft al storm geloopen, het Kas- | |
[pagina 62]
| |
Fig. 5: Tom vindt een oplossing voor zijn geldgebrek door een rijke oude vrouw te huwen. Linksachter ziet men Sarah (met een kind op de arm) en haar moeder, die de huwelijksvoltrekking trachten te verhinderen. (Derde staat.)
| |
[pagina 63]
| |
675teel is al over; dat zouw de henker doen zei hy daar weet op,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 676geen piek kan een opening maken als de myne; daar weet ik 677beeter van kint antwoorde zei. Zy liet de maaltyd beryden, 678waar na zy my in myn kamer geleide, en dien goeden bloed, 679vermoeit zynde door al zyn schreeuwen viel in slaap; de 680dienstbodens zeide my; dat hy nagt of dag toe wilde laaten, 681dat men hem het harnas af deed en teegen ieder een wilde 682vegte niemant rust hebbende, als wanneer men hem agter 683over kon doen buytelen, dat in die staat zynde, men hem zo 684lang hield als mogelyk was, maar dat hem die ziekte maar 685twee maal s'jaars overquam, in het wassen en het vallen van 686de blade en anders een zeer beleeft man was, maar dat zyn 687vrouwtje een olyk snoepstertje was en een katje die men 688geen entje worst behoefde te vertrouwen zonder dat zy haar 689hand daar op lei, en plaaste daar het behoorde. Ik had by 690myn zelfs overtuyging daar van en ging haar nog smorgens 691een morgen groet geven; afscheid van haar nemende gaf zy 692my een schoone diamantring, verzoekende noch enige dagen 693te willen vertoeven, maar den arrebeid die zy my voorlei,Ga naar voetnoot+ 694viel my al te lastig zo dat ik voorgevende nootzakelyke 695affaires in Parys te hebben, zulks op myn te rug komst niet 696zoude nalaten; van d'andere kant had ik zo een schrik voor 697het harnas dat haar man wilde dat ik aan zoude trekken, dat 698ik daar geen duur en had hoe aangenaam zy my ook mogt 699ontfangen; zy omhelsde my tederlyk en ik vervolgde myn 700reis, maar onderweeg quam my iets in de gedagte daar ik 701groot berouw van had, te weten; of dat geen in haar fransche 702Rose potje was dezelfde reuk had als die van het Hol-Ga naar voetnoot+ 703landsche Rose pottje, dog ik zei by myn zelfs, dat zullen 704wy, by d'eerste gelegentheid te Parys wel onderzoeken. 705Ik gong geen kennis hebbende in de voor stad logeeren enGa naar voetnoot+ 706by geval vond ik in de herreberg een munnik van Brussel dat 707een quant was, die onder dat zoort, de zelfde naam als ikGa naar voetnoot+ 708voer wel mogt gegeven worden; na de maaltyd gongen wy na 709bed in een kamer daar twee ledikanten waren, om het ver- 710maak te hebben van met malkanderen te kunne spreken, | |
[pagina 64]
| |
711doch niet kunnende rusten zei de munnik, noit slaap ik 712geruster als wanneer ik in de predicatie ben, of anders gees- 713telyke oeffeningen doe; ik bid u zei hy begint eens de zeveGa naar voetnoot+ 714gezangen voor de dooden en gy zult zien of myn oogen niet 715aanstonts toe zullen schieten: een derde dewelke geen slaap 716plaats alleen had kunnen krygen en aan wien de munnik de 717helft van zyn bed had vergunt, antwoorde dat wil ik wel 718doen en begon Bealiquorum, waarop wy alle in slaap raakteGa naar voetnoot+ 719maar de munnik wierd de klokke twaalf uuren wakker, om 720dat hy gewoon was in zyn klooster matinen te zeggen (ma-Ga naar voetnoot+ 721tinen) worden by de Roomsgezinde morgezange genoemt; 722hy begon luitkeels te zingen, Renout, ho, ho, Renout wordGa naar voetnoot+ 723wakker, het geen ons alle wakker maakte; opgestaan zynde, 724zo zei hy, Myn heeren, men zegt dat Matinen begint met een 725kug, en het avontmaal met drinken maar laat ons nu datGa naar voetnoot+ 726eens verkeert doen en ons matinen met drinken beginnen en 727t'avont eer wy aan de maaltyd gaan, zullen wy ieder om het 728zeerst kuggen, dat is, zei ik, op zyn gezontheid leeven, dat isGa naar voetnoot+ 729antwoorde de munnik als een geleerde gesproken; maar hon- 730dert duyzent zo 'er niet, alzo veel dronkaarts, als gekke doc- 731tooren zyn, ik maak met myn honger zo een accoord, dat 732die altyd met myn slapen gaat en by dag staat die met my 733ook weder op, maar ik moet myn Breviaire (dat zeker kerk-Ga naar voetnoot+ 734boek is, in de Roomsche Landen) eens by de kop krygen, 735want gelyk als de Falconniers, alvorens dat zy haar vogelsGa naar voetnoot+ 736eeten geeven, eerst een veer door slikken, om haar herzenen 737en maag van d'overtollige slym te zuiveren zo neemen wy 738Munniken al eve eens, dit tyd verdryf waar mede ik myn de 739maag schuur en dan ben ik klaar om den ganschen dag te 740drinken. Tot wat nut zei den ander tegen die munnik doen 741zy dat? tot wat gebruik, dat weet ik zelfs niet antwoorde de 742munnik, voor myn part ik maak daar eerder misbruik van, | |
[pagina 65]
| |
743want ik verkort of verlang dezelve na myn goet dunken. 744Brevis Oratio penetrat caelos, longa potatio evacuant ciphos,Ga naar voetnoot+ 745een kort gebed, dringt door den heemel en grote teugen 746legen de glazen; waar staat dat geschreve? vroeg ik: dat weet 747ik niet myn vrome ziel zei hy, maar hier vriende VeniteGa naar voetnoot+ 748apotemus komt eeten en drinken, waar op men carmenade 749van kalf vleesch brogt en kostelyke wyn; waar na wy gingen 750aanzitten, etende en drinkende tot het aankomen van den 751dag, wanneer wy alle drie op onze stoelen in slaap raakte en 752niet als om drie uuren in den agtermiddag wakker wierden; 753den munnik bood my aan, alles te laten zien wat in Parys, 754het fraiste was en ook my by de fransche gerieffelyke meis- 755jes te brengen. Ik zal u hier geen beschryving van Parys 756doen, dewyl men daar verklaringen genoeg van in het licht 757heeft. 758Maar allenig moet ik u zeggen dat hy my in een boschGa naar voetnoot+ 759brogt, daar hy my zei dat het Orakel van Sybille was en hyGa naar voetnoot+ 760beloofde my haar ook te laten zien, daar ik zeer nieuwsgie- 761rig na was, om dat ik geerne wilde weeten wanneer ik ge- 762trouwt zoude wezen en of myn vrouw my ook horens op 763zoude zetten. Wy namen die reis s'anderen daags aan en ble- 764ven eer wy daar quamen drie dagen onder weeg, wanneer wy 765aan den voet van een hogen berg in de onder aardsche wo- 766ning van Sybille ingongen, het welk een lelyk stinkent rook- 767nest van een vertrek was, dat my zeer verwonderde; maar de 768munnik zei tegens my, dat de Goden eertyt in zodanige 769plaatzen zo wel als in de Paleizen zich lieten vinden, en dat 770de grot van den beroemde Hecalé, wanneer hy den jongeGa naar voetnoot+ 771Theseus, gezelde om hem onder de pligt van gehoorzaam- 772heid te brengen, ja zelfs die van Hireus of Oenopion, in de-Ga naar voetnoot+ 773welke Jupiter, Nephtuum en merkuur, haar niet ontzien | |
[pagina 66]
| |
774hadden een maaltyd te nemen en het gelach uit ampts halve 775Orion, dwongen, te betalen. In een hoek van de schoorsteen 776zat mevrouw Sybille, en was het regte portret zo als 777Сικаμινοι van Homerus haar heeft verbeelt; dat oude wyfGa naar voetnoot+ 778hong het haar, langs de kop, een pont of tien klonters aan 779haar gat, op het vuur hebbende een zop met groene krul 780kool, met een stuk spek; wy groete haar beleefdelyk, en met 781eene toonde wy de giften die wy haar mede brogte, want de 782munnik had my gezegt daar met geen leege handen te ko- 783men, het welk bestont in ses gerookte tongen, een grote pot 784met fuzel, om koeke te bakken, een pont of ses zwezerikkenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 785daar die oude zeer opgestelt was, een kruik van de beste 786wyn en enige goude louïsen want zonder die specie is 'erGa naar voetnoot+ 787niet te doen; eindelyk na dat zy de reden van onze komst, 788had gehoord, zo deed zy een hoepring aan haar duim, daarGa naar voetnoot+ 789een grote padde voor een diamantsteen in een zilvere kas 790stond, roerende op een afgryzelyke manier haar kinnebakke, 791die zy veel harder deed klappen als een ojevaar met zyn bek 792doet, daar na gong zy met haar gat op een zak met knolle 793zitten, nemende in haar hand drie oude klossen, kerende en 794draajende, dezelve tusschen haar vingers, op verscheide ma- 795nieren, waar na zy haar haspel nam, kerende dezelve negenmaal 796om waar na zy een klomp van haar voet deed, zettende 797haar schortekleet op het hooft, gelyk als de Priesters doen 798als zy den dienst verrichten, zo begon zy zo eizelyken bek 799op te zetten, schrollende enige woorden die wy niet verstaanGa naar voetnoot+ | |
[pagina 67]
| |
800en konden, daar na nam zy drie stukken geld, doende ieder 801stuk in een dop van een okkernoot, zettende dezelve op de 802boom van een oude pot, smytende ter zelver tyd een verdor- 803de Lauwerier tak in het vuur en keek met aandagt tot dat 804dezelve geheel verbrand was waar na zy een yzelyk geluid 805gaf, zodanig dat ik begon te schrikken en te beven en den 806munnik vroeg waar hebt gy my hier gebrogt? waarlyk ik zal 807betovert worden, dat wyf spreekt zyn leve geen Christen 808taal, ziet eens hoe zy nu viermaal groter is, als zy zo even ge- 809leden was, waarom laat zy die snater zo gaan even als een 810aap die kreeften eet? ik loof waarlijk dat het ProserpinaGa naar voetnoot+ 811zelfs is; de duivels zullen zekerlyk zo aanstonts verschynen, 812wat lelyker beest van een wyf is dat, maar zagt! laat ik hier 813eerst van daan wezen zy mogt het hooren, vlugte wy hier 814van daan, adjeu madame, groten dank voor u beleeft ont- 815haal, ik wil niet trouwen, geenzints ik staa daar van af. Ik 816meende heen te gaan wanneer zy op vloog en aan d'ingang 817van haar deur gong staan en met haar klos op een papier 818eenige reegels schreef, die zy daar na buiten de deur smeet, 819zeggende daar gaat dat op rapen gy zult daar het geen u in 820uw huwelyk zal wedervaren, in geschreven vinden en met 821eene deed zy ons vertrekken. Ik raapte het papier op, maar 822eerst willende zien waar zy bleef, zo zag ik, dat zy ons haar 823agsterste toe draaide, haar rokke op ligten tot aan haar 824schouders, zo dat wy het blote gat van Sybille zagen; maar 825noit zag ik eizelyker ja naauwelyks durf ik daar een beschry- 826ving van doen, daar was hair aan dat op de gront sleepte 827maar wel tien pont drek aan gebakken, noch wat lager, zach 828ik een raagskop, dat na de mont van de hel wel geleek, of deGa naar voetnoot+ 829smoel van den draak die den ingang van Plutoos Ryk be-Ga naar voetnoot+ 830waart, daar en boven quam 'er zo een vieze reuk uit dat ik 831meende te bezwymen, ik kon my niet onthouden van te 832laggen en zeggen hier zou de wortel van de Reus die de klok 833van de lieve vrouw te Parys mede nam en zo vele duizende 834menschen bepiste een goede schede vinden. Ik porde verder 835de munnik aan om heen te gaan, die my zei ik staa alzo wel 836als gy verwondert van dat vulles nest, wat morssiger winkel 837is dat; zo dra wy buiten de grot waren, las ik het briefje daar 838ik op geschreven vond. Gy zult vader met de naam wezen, 839men zal bezwangert weze maar niet van u; gy zult de zaak | |
[pagina 68]
| |
840aan het regte einde hebben gy zult berooft worden, maar 841niet van alles. Ik wierd zo toornig, over die voorzegging, dat 842ik daar van geen verdere uytlegging begeerde, dewyl daar 843niet en stond of zy van het gepasseerde, of het toekomende 844sprak. Verders was ik zeer misnoegt van myn reis en zei 845tegen de Munnik, dat by aldien hy my niets aangenamer liet 846zien, ik met zyn gezelschap niet van nooden had; hy ant- 847woorde dat zulk myn eige schult was, dewyle ik Sybille had 848wille zien, hy my die niet schoonder konde vertoonen, als 849zy was, maar zy hy hier digte by aan het inkomen van het 850bosch, is een nonne kloostertje, daar zult hy beter verge- 851noeging hebben. Wy reeden daar na toe en aankloppende zei 852de deurwagtster, wel heer Pater bent gy daar, wie had u van 853daag verwagt? wanneer is de komst? ik ben antwoorde hy 854waarde suster, al enige dage in deeze land streek geweest, 855vergezelschapt van deezen heer, die voor zyn hooft wel een 856Nonnetje à nege kan geryven. Wel Pater zei zy, wat zullen 857wy u niet verpligt zyn, want gelyk als gy weet, eeten en 858drinken hebben wy in overvloed, maar de natuur eischt iets 859meerder. ô Natura! Natura, vervolgde zy al zugtende te zeg- 860gen, wat plaagt gy ons, dat wy om den anderen dag, ieder 861noch eens een manshooft mogte hebben, dan waren wy ge- 862lukkig. Wel zuster zei de Munnik, wat zouw gy met het 863hooft doen daar is het u immers niet om te doen? ja ant- 864woorde zy, als men het hooft heeft kan men licht de staart 865wel krygen! gy doet my water tanden, ik wilde wel dat ik al 866aan den dis was, ik zal onze superieure of opperste gaan zeg- 867gen, dat gy daar bent met dien brave springer, noit kon ik 868haar aangenamer tyding brengen, met eene liep zy heen 869maar vertoefde niet lang of quam de deur open te doen, zeg- 870gende wy openen ons klooster, voor u uytsteekzels, ik wil 871zeggen uytstekende heeren. De opperste quam ons in t'ge- 872moet vergezelschapt met twee drie schoone Nonnetjes, 873schoon de opperste reets een gestempelde agtentwintig was 874met een kruysje daar op, zo was het nog een zeer bevallig 875vrouwsperzoon, zy omhelsde de munnik zeer tederlyk, | |
[pagina 69]
| |
876d'andere nonnetjes gaven my te kennen dat zy wel wenste 877dat ik haar het zelve deed, waar in ik niet mankeerde; na 878wederzeidze beleefdheden zo vroeg mevrouw d'Opperste. 879Eerwaardige vader zyt gy vermoeit, uw hansje heeft die voe-Ga naar voetnoot+ 880der nodig? of zouw hy voor het middagmaal, noch wel een 881sprongetje kunnen doen? heel wel mevrouw antwoorde hy, 882zulks zal my dies te beter appetyd geven en deze Heer zal 883tot vermaak van d'andere susters het zelfde wel doen; waar 884na mevrouw d'opperste hem, by de hand nam, en in een ver- 885trek geleide, maar ik bleef staan onder een stuk a vier jonge 886nonnetjes, ieder om het schoonste, dewelke onder haar be- 887gonne te krakkelen wiens beurt het was; d'eene zei het is de 888myne, d'andere zei suster ik zal u laten zien dat gy een dub- 889belde beurt met onze Prioor hebt gehad, die u den gehele 890dag, en de nagt by hem hield. Eindelyk om alle disputen 891voor te komen, wierd 'er een paar dobbelstenen gehaald, 892waar mede zy gooiden de laagste oogen, zou d'eerste beurt 893van my hebben, en volgens d'andere, ieder op haar beurt; ik 894had een groot vermaak te zien, met wat voor een iever die 895Nonnen onder malkander met die stenen gooiden; eindelyk 896het lot viel op een Nonnetje dat niet boven de agtien jaren 897oud was, een bruinettje maar blank van vel, ja alles wat de 898natuur het vermakelykste kon geven. Komt, zei zy, myn 899heer, my by de hand nemende, laat ons onze tyd niet ver- 900waarlozen, wy eeten hier alle dage geen huspot met lekkere 901wortelen; ik liet my geleide wanneer zy my in haar Celletje 902brogt en aanstonts haar neusdoek af deed, als ook haar 903nonne-kleed, zeggende dat zy dat niet wilde bezoetelen, 904dewyl dat aan de Kerk, maar haar lighaam aan haar disposi-Ga naar voetnoot+ 905tie behoorde, zy begon my aan myn broek te torrenen, zeggende 906dat zy nieuwsgierig was, om te zien of ik een knegje 907of wel een meisje was, welke nieuwsgierigheit ik haar benam 908doende zien, dat ik iets had, het welk latende haar in de ver- 909rukking daar zy in was, vergenoe kon geven, en oomGa naar voetnoot+ 910kool voor den dach brengende, sloeg zy daar al zo gaauw de 911hand op, als een kat de klaauw op een muis zet vrezende dat 912die haar ontlopen zoude. Zeggende deeze is waarlyk in een 913goede aarde voort geteelt en gantsch van de klynste niet, 914met een woord zy ging op het bed nederleggen, my tonende 915de fraaiste bevalligheden die ik oit heb gezien; ik vergenoeg- 916de haar zo veel myn doenlyk was, het welk haar zo een | |
[pagina 70]
| |
917groote deugt deed, dat zy in myn arme besweek, en niet als 918minne zugten uit boezemde. Wy bleven wel een groot uur 919by malkanderen, wanneer d'andere susters aan de deur qua- 920men kloppen, vragende, wel suster is het noch niet langh ge- 921noeg, wilt gy voor een ander niets over laten, gy zyt onverzadelyk? 922met eene wierd de bel geluid om het middagmaal 923te houden; myn schoone nam my by de hand en wy gongen 924in de zaal daar een heerlyke middagmaal was bereid; de 925opperste quam daar ook met myn metgezel de munnick 926hand aan hand, hebbende een blos op haar wangen. De mun- 927nik my naderen vroeg my, wel is 'er niet een groot onderscheidGa naar voetnoot+ 928tusschen dat geene dat gy van daag gezien hebt, en 929de stinkende spinnekops webben van Sybille? dat scheeld 930veel, beet ik hem stilletjes in het oor. Den munnik plaaste 931zig by mevrouw de opperste en ik by myn nonnetje, de- 932welke my van alles voordiende, maar niets kon nuttige, haar 933de redenen daar van gevraagt hebbende, zei my, hoe wilt gy 934dat ik vreugde kan toonen, wanneer ik over weeg dat het 935geene het welk my zo veel vermaak heeft gedaan van avond 936tot gebruik van een ander wezen moet. Wel zei ik, ik denk 937niet dat men hier in een land van slavernye is? daar kan niet 938ingedaan worde zei zy, zulke waaren zyn hier zo raar enGa naar voetnoot+ 939ieder van ons is daar toe zo begerig, dat als wanneer wy de 940gelegentheid vinden, ieder zyn part daar van moet hebben, 941anders zoude het geheim aan den dag koomen. Onze supe- 942rieure of opperste deeld noit met iemand, maar wy arme 943nonnen hebbe daar geen keur in, maar dat loopje hebbe wy 944daar op, dat die het geluk treft van de Ruyter by dag te heb- 945ben, de zaaken zo wel berecht dat die genen dewelke deGa naar voetnoot+ 946beurt by nacht moet hebben aan de slegste koop is, en dik- 947wils niet en krygt als een morge groet, daarom zo gy noch 948enige genegentheid voor my hebt, zo laat ons, na de maaltyd 949een uurtje uit onze kleren gaan, want die naar myn volgt, 950heeft geen regt voor en al eer de avond maaltyd gedaan is. Ik 951beloofde het geen zy verzogt te zullen nakomen, het geen 952haar enigzints te vreen stelde; onder de maaltyd liet de opper- 953ste enige nonne een aangenaam musiek speelen op de klaver- 954zingel, andere zongen daar onder; na de maaltyd gong de 955munnik met d'opperste in den t'huyn wandelen, maar myn | |
[pagina 71]
| |
956nonnetje het teken gegeven hebbende, gongen wy na haar 957Celletje daar zy haar tot in het hembt uytkleede en te bed 958gong leggen, ik vertoefde niet lang van het zelfde te doen en 959my by haar te voegen; de verbeeldingen die my de natuur op 960het heerlykste deed zien, gaven my nieuwe kragten, zo dat 961ik myn nonnetje weder verquikking voor haar brand gaf, 962waar op wy in d'arme van d'een in d'andere alle beide in 963slaap raakten, en niet wakker wierden als een uur voor het 964avontmaal, wanneer wy ons aanklede en een wandelingetje 965in de t'huin gongen doen, daar wy mevrouw de opperste 966vonden, omringt van alle de nonnen van het klooster de 967munnik aan haar zyde zittende op een kamille bed, zo draGa naar voetnoot+ 968zy my gewaar wierd, vroeg zy my myn heer hoe laat is 't? ik 969antwoorde mevrouw de wyzer gaat niet meer het uurwerk is 970afgeloopen. Wel zuster vervolgde zei tegen myn nonnetje te 971zeggen, kent gy het niet opwinden en weer aan het gaan ma- 972ken? Mevrouw zei zy, ik hoef nu na geen klok meer te vra- 973gen, wanneer men geen honger heeft, is het evenveel wat uur 974het is. Dat geloof ik zei die geenen wiens beurt het was, om 975de aanstaande nacht by my te slapen, deze suster krygt noit 976geen uurwerk in haar handen of ontstelt de wyzer, gy zyt 977kunstig genoeg, zei Mevrouw de opperste, om die weder op 978zyn dreef te helpen, maar apropos dat men myn heer zyn 979hengsje dubbelt voer geeft, zo zal het minder struikelen en 980meer diergelyke discourzen paszeerde 'er tot dat de klok van 981het avondmaal geluyd wierd; men diste ons nogmaals heer- 982lyk op en na de maaltyd quam my een ander nonnetje op 983zyde, wiens beurt het was, die niet minder bevallig als de 984eerste was, maar myn kruid was verschoten en ik beefde om 985met die schoone tusschen twe lakens te gaan, wel voor zien- 986de dat ik qualyk beantwoorde zou, de zaaken die zy my 987voor zoude leggen, maar dien avond niet als pastyen vanGa naar voetnoot+ 988hanekammetjes met Swezerikken gegeten hebbende, daar by 989kostelyke wyn gedronken, een tapyd zo heerlyk geborduurt, 990als men oit noch had gezien voor my open leggen, had ik tot 991myn geluk kragten genoeg om daar noch twee partyen op te 992spelen het welk myn Nonnetje zo goed niet had verwagt, 993want was gewent dat al die geene dewelke uit de hande van 994die geenen wiens beurt het by den dach had geweest, in | |
[pagina 72]
| |
995zulke slechten staat te zien, dat wat men haar ook op mogt 996dissen, de neus daar niet eens konden na op steeken, waar 997na wy de gantsche nacht gerust sliepen. s'Morgens moest ik 998tegen wil en dank myn uiterste kragten in spannen, om de 999wyzer op een te stellen, schoon het zo laat op verre na niet 1000en was, waar na wy op stonden en gongen ontbyten; ik vond 1001myn metgezel de munnik reets met het brood tusschen zyn 1002tanden; Mevrouw d'opperste vroeg aan myn Nonnetje hoe 1003zy de nacht had gepaszeert? met veel vergenoegen antwoor- 1004de zei. Dan heb ik berouw zei d'andere dien ik eerst gehad 1005had, dat ik het vat niet wat laager heb ontstoken en tot de 1006leste druppel afgetapt. Gy zyt niet met al medogent vervolg- 1007de Mevrouw d'opperste te zeggen, men moet zo gulzig niet 1008weezen. Ja Mevrouw zei zy daar weer op, het beurt ons da- 1009gelyks niet, dierhalve is het goed zich daar van te bedienen 1010als men de gelegentheid vind; het was te wenschen zei een 1011ander Nonnetje dat al onze muuren daar mede behangen 1012waren, ja zy d'andere dan zoude die dikwils ledig zyn, want 1013wy zoude die dagelyks in t'gebruik stellen. Ik luisterde onzeGa naar voetnoot+ 1014Munnik stilletjes in het oor, zeggende, Och! laat ons hier van 1015daan gaan, want in plaats van hengst dat wy hier gekoomen 1016zyn, zullen wy daar weer ruin van daar komen! terwyl menGa naar voetnoot+ 1017doende was met dus te discoureeren, zo wierd 'er aan het 1018klooster gebeld en de deurwagster quam met groote vreugd 1019zeggen, blyde boodschap; myn heer de Prieur is daar met ses 1020à seve gladde en frisse jonge munniken, nu zal het altyd ker- 1021mis wezen en ieder krygt nu wis een dubbelde beurt. Me- 1022vrouw d'opperste verzogt ons door een agterdeur te willen 1023vertrekken, als staande onder de gehoorzaamheid van haar 1024Prioor, het welk onze Munnik myn met gezel wel wetende 1025geen de minste zwarigheid maakte en ik noch minder, kun- 1026nende d'eene been niet voor d'ander zetten. Onze paarden 1027wierden ons na dat de Prioor in het klooster was op de 1028plaats daar wy waren gebrogt en wy namen onze weg weder 1029na Parys. Onze munnik van voorneemen zynde zo ras hy 1030daar zoude zyn, een weereldlyk kleed aan te trekken, om 1031zich met my beter te kunnen vermaken. Wy quamen dan 1032eindelyk weer in onze herrebergh, daar wy nieuwe kragten 1033namen en in agt dagen geen voet buiten de deur zette. De 1034Munnik een officiers kleed met goude passementen hebben-Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 73]
| |
1035de doen komen, klede hy zich op die wys van het hooft tot 1036de voeten aan, met alles dat daar toe behoorde, en wy na- 1037men ieder een lyfknegt, ik de naam van Graaf nemende en 1038hy van Baron; ik gaf hem kennis wat myn dagelykze kost- 1039winning was, te weten het spelen en op wat wys ik my daar 1040in gedroeg; hy keurde zulks voor goed en besloot dat wy op 1041de voornaamste academien of gezelschappen daar men speel-Ga naar voetnoot+ 1042de zoude gaan, en dat hy een uur na my komende, zich hou- 1043dende als of hy my niet kon, van de kaarten die myn party 1044had, de tekens zoude geeven waar van ik hem onderrichte. 1045Den avond gekomen zynde liet ik my met een huurkoets 1046daar brengen heerlyk uytgedorst zynde, maar de taal weinig 1047kennende, zo meende de fransjes die daar waren myn braaf 1048te plukken, maar ik was haar te gauw, ik begon met een 1049fransche marquis het piquet spel te spelen en verloor reetsGa naar voetnoot+ 1050enige partye, wanneer myn maat inquam die van zyn kant 1051deed gelyk wy waren over een gekomen, zo dat ik my in 1052drie uuren tyds myn party het spel gedurig verdubbelende 1053met twee duizent goudelouizen zach verrykt, wanneer den 1054ander uitscheide, zekerlyk geen geld meer hebbende. Ik be- 1055taalde rykelyk het tapyd en kaarten want liet zes louisen 1056leggen, het geen my in dat huis een groote agting gaf, waar 1057op wy zeer vergenoegt na huis keerde, en een deftig avond- 1058maal met malkanderen hielde. Wy waren naauwelyks aan 1059tafel of de koets van Bergen quam aan, daar onder anderen 1060twee schoone vrouwspersoonen in zaten, onze munnik nu 1061gemetamorphozeerde Baron gilde als een sater, vloog aan-Ga naar voetnoot+ 1062stonts na de vengster en die Engeltjes ziende, zei my, myn 1063heer, hier hebben wy een aangenaam tyd verdryf, zonder de 1064vrouwelyke secte is 'er geen vermaak, laat ons die dames ver- 1065zoeken de maaltyd met ons te houden. Ik liet my van hem 1066bewegen, en ging mede om laag, ieder van ons aan een de 1067hand biedende het welke zy met veel beleeftheid aannamen. 1068Wy geleiden haar boven aan onze tafel en waren niet lang by 1069haar of wy zagen wel dat het volkje van de nering was; on-Ga naar voetnoot+ 1070der de maaltyd dronken wy rykelyk een glaasje wyn, die 1071dames vermaakte ons met een airtje te zingen, waarna wy 1072een wandelingetje gingen doen en daar na ieder met de zyne | |
[pagina 74]
| |
1073na bed; na dat ik van de myne de weg die ons na de verma- 1074kelyke wellusten leid, wel had bekeken; zag ik wel dat die 1075redelyk bereden was, om dat ik daar gemakkelyk in kan 1076zonder de kanten te raken, het geen my niet zeer aanmoe- 1077digde. s'Anderen daags opstaande, vroeg ik de munnik hoe 1078hy gevaren was, die my het zelfde zeide, het geen ons deed 1079besluiten van haar afscheid te nemen, het geen wy deden na 1080ontbeten te hebben, en aan ieder een goude louis gegeven te 1081hebben, dat zy op verre na niet waardig waren. 1082Dien dag was naauwelyks voorby wanneer ik een grote 1083snyding in myn water gewaar wierd, en onze nieu gebakkeGa naar voetnoot+ 1084Baron ook. s'Anderendaags wierden wy gewaar dat wy ieder 1085van een vuile teef gebeten waren, maar de Baron was nogGa naar voetnoot+ 1086elendiger als ik, want hadt by de snotterige neus noch eenGa naar voetnoot+ 1087paar ezels ooren; wy lieten aanstons een bequaam man haa-Ga naar voetnoot+ 1088len, om ons hoe eerder hoe beter daar van aftehelpen; ik was 1089in agt dage vry, maar de Baron moest wel een maand zyn ka- 1090mer houden, wanneer wy verzekert door de geneesmeester, 1091een stuyvertje aan de dienstmeiden van de herreberg daar 1092wy waren, lieten verdienen en op die wys de proef van onze 1093genezing namen onderwylen dat wy niet uit konde gaan, zo 1094hadden wy by wylen een praatje met den hospis uyt den 1095huyze dat een zeer aardigh man was; de munnik zyn gele- 1096gentheid wel kennende, vroeg hem, wanneer hy zonderGa naar voetnoot+ 1097schuld zoude weezen? Als 'er twee Paaschen in eene week 1098koomen antwoorde hy en al de weereld te vreede zal wee- 1099zen; en ieder van zyn eige zelfs erfgenaam zal zyn; ik zal my 1100wel wagte vervolgde hy, zonder schulden te zyn, want die 1101des avonts geen zuur deeg heeft, kan s' morgens geen brood 1102bakken; weest altyd schuldigh wilt gy wys zyn, zo zullen 1103die geenen aan wien gy betaalen moet den hemel om u lang 1104leeve bidden alleen uyt vrees van het geen dat men haar 1105schuldig is te zullen verliezen, want doe 'er wetten waaren 1106dat wanneer een meester stierf al de slaven levendig moesten 1107verbrand worden, deeden zy zo dra zy zaagen dat haar heer | |
[pagina 75]
| |
1108maar het minste scheelden, aanstonts in de grootste be- 1109nauwtheid zonder ophouden haar afgod Mercuur niet alsGa naar voetnoot+ 1110om zyn leven bidden zo als de vader van de geld specien onsGa naar voetnoot+ 1111verhaald in zyn boek van eige baat; noch eens uw schulde-Ga naar voetnoot+ 1112naars zouden noch met grooter aandachtbidden, want het 1113gelt is haar leven zelfs, zulks getuigen de woekeraars vanGa naar voetnoot+ 1114Landerousse, die zich verhingen wanneer zy bemerkte dat 1115het kooren en de wyn afsloeg, en zulks zyn de gedagten vanGa naar voetnoot+ 1116alle Philosophen die geenen die niet wil leenen, is een onnut 1117dier, ja by het getal van schuldenaaren die imand heeft kan 1118men de bequaamheid van die geene die schuldig is afmeeten, 1119en is het niet vermakelyk alle morgen wanneer men opstaat, 1120een groot getal schuldenaaren rontom zig te zien en wanneer 1121ik aan de een meerder als aan d'andere een vriendelyk aan- 1122schyn geef, zo is die van gedagen d'eerste te weezen die be- 1123taalt zal zyn; ik verbeel my noch dat in de schuldenaren deGa naar voetnoot+ 1124bergen van de helden deugt door Hetiodus beschreven, be- 1125staat, waar toe ik meen d' eerste grade te hebben, ja waar na 1126alle menschen hals ryken, maar weinige kunnen daar toe ge- 1127raken om de moeilykheid van de weg dewyl hedendaags 1128ieder een begerig is om schulden te maaken, maar daarom 1129leent niemand als die wil, en d'ander is niet schuldig als wan- 1130neer hy kan, en zoud gy my van dat geluk berooven, verre 1131daar van daan ik zouw my zelfs d'ongelukkigste mensch re- 1132kenen te zyn, neemt eens het dertigste deel van het geen den 1133Philosooph Metrodorus zich verbeelde; die zegt dat zonderGa naar voetnoot+ 1134dat er onder de asters geen reguliere cours zoude wezen inGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1135dien Jupiter zich niet verschuldigt aan Saturnus hield enGa naar voetnoot+ | |
[pagina 76]
| |
1136hem van zyn Sphere beroofde, en met zyn magtige ketenGa naar voetnoot+ 1137alle wetenschappen opschorte, hemelen, duyvels, geesten, 1138aarde, zee, en alle d'andere elementen! Saturnus zoude met 1139Mars de gek steeken ende gansche weereld in oproer stellen; 1140Mercurius zou zig niet meer aan andere willen onderwerpen, 1141Venus zoude geen verdienste meer hebben, om dat zy niets 1142meer en leende, de Maan zou bloedverwig en duister blyven, 1143de zon zou d'aarde niet meer beschynen, en de Astres zou- 1144den geen de minste goede afdruyping geeven, om dat de 1145aarde haar zoude weigeren de behoorlyke stoffen te leveren, 1146ja daar zoude geen beweging onder haar zyn, om dat d'een 1147aan d'ander zich niet schuldig zoude rekenen! de aarde zou 1148dan niet als monsters en reuzen voort brengen, het zoude 1149niet meer regenen, noch geen dag meer zyn, de winden zou- 1150den niet meer wayen Lucifer die zou zich uyt de ketenenGa naar voetnoot+ 1151ontsluiten, komende uyt het diepste van de hel, met al de 1152plagen en duyvelen, ja zy zouden den hemel willen bestor- 1153men, indien den een den ander hier op aarde niet en leende 1154zo was de weereld arger als een honde kot, onder de men- 1155schen zou den een den ander niet willen groeten, men zou te 1156vergeefs roepen, vuur, moord, niemand zou te hulp koomen, 1157om dat niemand iets geleend hebbende ook niemand iets 1158verschuldigt zoude zyn, met een woord zo zoude uyt de 1159wereld, trouw, hoop, en liefde verbannen worden en in haar 1160plaats koomen, de mistrouwentheid, de veragting en een ge- 1161volg van alle quaalen, ja alle vervloekingen en elenden. De 1162menschen zouden regte wolven worden gelyk Lycaon,Ga naar voetnoot+ 1163Bellerophon, en Nabuchodonosor, struyk rovers, quaataar-Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1164dige, dragende een ieders haat, en zy weer tegen alle, ja het 1165hoofd zouden het gezigt niet willen om de voeten en handen 1166te bestieren, de voeten zouden het lighaam niet willen draa- 1167gen; en de handen zouden niet willen werken met een 1168woord alles zou in disorder raken. 1169Ik deeze man zo hoorende spreken, dacht by myn zelfs 1170nu verwonder ik my niet dat men zo veel banqueroutiers 1171vind, die moeten ook van dat geloof wezen want anders was | |
[pagina 77]
| |
1172het onmogelyk dat men zo vele menschen zou vinden die 1173een ander mans goed onregtvaardig bezitten, en waarlyk 1174myn gemoed was by wylen bekommert, overdenkende op 1175wat wys ik het geld won, maar nu begin ik my gerust te 1176stellen, onderwylen voerde hy in zyn redenen aldus voort. 1177In tegendeel zo verbeeld u een andere weereld, alwaar ieder 1178een leent, ieder een geeft en ieder een schuldig blyft, ja dat 1179alle menschen leenen wat zou zo een weereld niet een zoete 1180beweging van de lugt weezen, ja hoe zouw de natuur zich 1181vermaken in zyn werken, en voort plantinge, Ceres zouw volGa naar voetnoot+ 1182beladen met kooren zyn, Bacchus met wyn Flora met bloe-Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1183men, Pomona met vrugten; Juno, in haare vogtige wolken,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1184vrolyk en wel gehumeurt, ja ik word als opgetogen, wanneer 1185ik dat altemaal bedenk onder de menschen zou dus vreeden 1186weezen, liefde, getrouwigheid, goud, zilver en overvloed, 1187gastmaalen, verhandelingen van d'eene hand in d'ander, 1188geen twist geen processen, noch oorlog, ja waarlyk het zou 1189de goude eeuw weezen, het ryk van Saturnus, alle menschenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1190zouden goed weezen, en regtveerdig, verbeeld u eens hoe 1191aangenaam dat het weezen zouw als men iemand iets vroeg, 1192dat hy alles leende, dat men een fraaje vrouw het zelfde 1193vroeg en ook zo deed, want de natuur heeft den mensch ge- 1194schapen, alleen om te leenen, en geleent te worden. 1195Onze munnik alias Baron, zei dat hy van een heel ander 1196gevoelen was, daar by voegende, myn vrient gy bedient u 1197hier wel met aardige stellingen, maar die kunnen geenzints 1198bestaan; want wanneer men hoord dat een Banqueroutier of 1199enig ander perzoon die gewoon is, ieder een af te leenen in 1200een stad komt zo hebben de inwoonders daar alzo groten 1201afkeer voor als de pest, en ik zegge dat de Perziaanen geen 1202ongelyk hebben wanneer zy zeggen dat de tweede faut in 1203den mensch het liegen is, maar d'eerste en de grootste 1204iemant schuldig te zyn, want schulden en liegen zyn ge- 1205meenlyk aan malkanderen gehegt, daar uyt wil ik niet | |
[pagina 78]
| |
1206besluyten dat men noit imand iets schuldig zouw kunnen 1207zyn noch noit imand iets leenen, daar is noit een zo ryk 1208mensch of is by wylen wel iets schuldig, ook is 'er noit een 1209mensch zo arm of men kan noch by wylen van hem iets 1210leenen maar alleen wil ik zegge dat men daar geen misbruik 1211van moet maken, want het is een groote schande, altyd en in 1212alle plaatzen te leenen en alle man afteborgen men behoordeGa naar voetnoot+ 1213alleen maar iets te leenen, wanneer imand arbeidende, zyn 1214best doet om door de wereld te koomen, niet te min belast 1215met een huys met kinderen of door ziekte overvallen, zo een 1216mensch hoorde men zeg ik by te springen en leenen ja zelfs 1217geeven het geen hem nodig is, maar het zoude hier te ver- 1218geefs weezen, aan een bedorve weereld zeedelessen te willen 1219voorschryven; dat zeggende, hoorde wy paarden op de 1220plaats koomen, het geen onze hospis noodzaakte, naar be- 1221needen te gaan en wy begaven ons aan het vengster, wanneer 1222wy een jonk heer van ontrent in de dertig jaaren zeer wel 1223uyt gedorst op een schoon spaans paard en een knegt by 1224hem zagen hy vroeg aan den hospis of hy volk logeerde? 1225dewelke antwoorde, enige vreemde heeren; verzoekt haar 1226vervolgde hy of ik de eer van haar gezelschap mag hebben, 1227want ik ben van myn reis vermoeit en genootzaakt een dag 1228à drie uyt te rusten maar allenig in een kamer te zyn zou my 1229verdrieten. Den hospis deed het geen hy hem had verzogt, 1230en wy antwoorden, dat hy ons veel eer aan zoude doen; naar 1231dat hy dan zyn laarzen uyt had gedaan, quam hy op onze 1232kamer, zeggende: myn heeren neemt het my niet qualyk dat 1233ik uw ziende aan het vengster uyt uw weezen zo veele teke- 1234nen heb gemerkt, die getuigen zyn de heeren, de volmaakste 1235Persoonen van de wereld zyn, het geen in my, een begeerte 1236heeft ontstoken, van d'eer te hebben, uw te moge groeten 1237en die van uw gezelschap te verzoeken. Wy antwoorden, dat 1238zo draa wy hem gezien hadden, dezelfde begeerte hadden 1239gehad en dierhalve ons zeer gelukkig agte van zyn gezelschap 1240te moogen genieten; na enige complimenten over en weer 1241brogten wy de tyd door met te spreeken van verscheide zaa- 1242ken, de aardigheid van de fransche Juffers, het land en diergelyken; 1243met een woord wy maakte in weinige uuren een zo 1244naauwe verbintenis van vriendschap, dat den een voor den 1245ander niets verborgen hield, hy openbaarde ons dat hy een 1246Capitein van de Gauwdieven was, maar hy voegde daar by,Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 79]
| |
1247dat hy meende wel een van d'eerlykste Gaaudieven te zyn, 1248die er waren, en een zo zwarte Conscientie niet en had alsGa naar voetnoot+ 1249Cartousje of diergelyke! hy deed ons enige vertellingen vanGa naar voetnoot+ 1250zaaken die hem waaren wedervaaren, als ook op wat wys, hy 1251zyn dagelyks oefening deed, zeggende: myn gewoonte is, of 1252ik, of myn twee luytenants, zich te begeven in de voornaam- 1253ste herrebergen, daar te vernemen wat vreemdelingen 'er 1254zyn, waar die van daan koomen en waar zy na toegaan, op 1255wat dag en uur, of zy gelt of waaren by haar hebben, onder- 1256wylen dat onze compagnie, die uyt dertig, behalven de offi- 1257cieren van de fraaiste mansperzoonen bestaat alle te paart en 1258ieder met twee goede pistoolen een carrabyn en zabel voor- 1259sien zynde, in de bosschen camperen; wy vertrekken dan by 1260nagt, ons voegende op de plaatzen daar die reyzigers moeten 1261passeren, wanneer ik daar alleen vergezelschapt met ses van 1262myn volk hebbende ieder een zwart floers voor het aange- 1263zigt uyt kom, en het reytuig daar zy in zyn aanhouw, met 1264bedreiging aan de voerman indien hy een voet voort zet 1265door de kop te schieten, de rest van myn volk laat ik daar 1266omtrent zich bedekt houden en niet voor den dach komen, 1267ten zy, wy tegenstant vinden, dan neem ik het woord en 1268vraag aan ieder byzonder aan de Reisigers, waar zy na toe 1269gaan, schoon ik het zelfs reets weet, met bedreiging, indien 1270dat zy my leugens wys maaken, of iets van het gene dat zy 1271hebben, het zy van gelt of waren verborgen houden, haar 1272het leve te zullen benemen, het wel ik met naam en toe- 1273naam op een memorie boekje laat aan tekenen, als mede de 1274plaats daar zy na toegaan en om niet gehindert te worden zo 1275laat ik de toegangen, door twee van myn Ruiters bewaren, 1276op dat niemant, my kan storen; dat alles dan gedaan zynde 1277en het gelt, juweelen, oorlogien en andere goederen ontfan- 1278gen hebbende zo begin ik weder van voren of aan, zeggende 1279myn heer of mevrouw, gy hebt gezegt dat gy na zo een stad 1280of plaats moet en dat gy my nu alles hebt gegeven, eer gy 1281daar zyt, hebt gy zo vele dag reizens nodig, hét betaamt niet 1282dat eerlyke luiden zonder gelt reizen, daar is voor u reis en 1283leefkosten, het geen na uw fatzoen behoord, de rest hou ik 1284voor my, om dat den overvloed aan den mensch schadelyk 1285is, en ik zal daar van, na myn genoege disponeren; zo ik | |
[pagina 80]
| |
1286een armen bloed, of vrouwsperzoon vind die geen reisgeld 1287en heeft, die geef ik het op dat zy zich ter plaatze daar zy 1288moeten wezen, zonder gebrek te leiden kunnen komen, 1289waar na ik de koets of reituig weer heen laat gaan, met be- 1290dreiging indien zy in ses uuren in het ronde daar van spre- 1291ken, en my zulks ter ooren komende weder in myn handen 1292vallen, ik haar het leve zal benemen, maar noit heb ik men- 1293schen bloed gestort en wat voor arm mensch ik mag 1294ontmoeten, die zal ik altyd rykelyk geven; by nacht gaan wy 1295in de dorpen in de voornaamste herrebergen, daar wy geen 1296het minste overlast doen, maar zeer rykelyk betalen waarom 1297die waarden ons noit beklappen, maar hier ben ik niet 1298bekent, ik heb op een paarde markt geweest om myn Ruitery 1299nieuwe paarden te kopen, alzo enige in slegten staat zyn, 1300doch ik ben over enige dagen van een oud wyf lelyk bedro- 1301gen geweest; ik ontmoete haar op weg, leidende een schoone 1302melk koe, ik vroeg haar moedertje waar gaat gy met dat koe 1303beest zo na toe? och! myn heer zei die oude Feeks, ik ga na 1304de markt om ze te verkopen, en met het geld dat daar van 1305komt de lasten van den Konig betalen, hoewel het onsGa naar voetnoot+ 1306enigste levens onderhoud is, met een een vloed van traanen 1307stortede, het welk my zodanig bewoog, dat ik haar vroeg 1308hoe veel dat het beest waardig was, zy antwoorde my en zei 1309sestig gulden, ik gaf die haar en zy keert met u koebeest we- 1310der na huis, en betaalt met dat gelt de lasten die gy aan den 1311koning verschuldigt zyt maar zo my ter oore komt dat gy 1312nu evenwel de koe op de markt gaat verkoopen, zo zult gy 1313geen klyne vyand aan myn hebben; zy zwoer my zulks niet 1314te zullen doen, waar op ik heene gong, maar dewyl wy geen 1315eene markt en verzuimen of ik of enige van myn volk zyn 1316daar vermomt, zo, bevond ik my daar ook en zag het zelve 1317oude wyf, dat haar koe beest daar veilde en verkogt het geen 1318my zo toornig maakte dat ik my op de weg daar zy om na 1319haar huis te gaan met eenige van myn volk posteerden en 1320haar niet alleen het geld dat ik smorgens haar had gegeeven, 1321weder afnam, maar ook het geld dat zy voor haar koebeest ]1322had gekregen. Deze woorden eindigende hoorde wy een 1323groot getal paarden op de plaats in de herreberg koomen, 1324het geen hem op deed staan en uyt het vengster kykende 1325quam hy weder by ons aan de tafel daar wy een pypje zaten 1326te roken, zeggende het is de provoost het welk zo veel alsGa naar voetnoot+ | |
[pagina 81]
| |
1327landdrosten zyn, om de struykrovers van de weegen te hou-Ga naar voetnoot+ 1328den; ik verzoek myn heeren zei hy, myn zaaken geheim te 1329houden, hy kan myn in dit gewaat niet ik zal wel middel 1330vinden om hem te bedriegen. Wy zwoeren hem getrouw te 1331weezen en niets van het gene hy ons had toevertrout te zul- 1332len ontdekken, waarop hy om laag ging en zich houdende naGa naar voetnoot+ 1333zyn paarden te zien, was hy d'eerste die de Prevoost groete, 1334zeggende myn heer gy hebt daar een schoon paart, ja myn 1335heer zei den ander het kost my ook schoon geld; dat moet 1336men zich niet beklagen, zei de Capityn van de Gauwdieven 1337daar weer op, ik heb 'er een die hier op stal staat, die myn 1338ses hondert gulden kost, en ik zou het voor geen duyzent 1339geeven. De Provoost ging met hem in de stal en bekeek zyn 1340paard, hy liet het zelfs door zyn knegt daar uyt leien, en een 1341groot liefhebber zynde, zei hy hem ik moet bekenne myn 1342heer, dat ik noit schoonder gezien heb, indien gy met my 1343ruylen wil, zegt maar hoe veel gelt gy toe hebben wilt; wy 1344zullen daar met malkander na de maaltyd over spreeken, zei 1345de gaauwdief, indien gy, myn heer vervolgde hy, my de eer 1346belieft aan te doen, van met my te spyzigen, ik ben daar 1347boven in gezelschap met twee vreemde heeren; zeer geerne 1348antwoorde de Provoost niet denkende dat een Vogel die hy 1349zogt te knippen zo stout zoude wezen, ja zelfs had hy opGa naar voetnoot+ 1350hem de minste gedagte. Die geene dewelke voor knegt van 1351die kapitein van de Gaaudieven speelde, was voor het minst 1352alzo doorsleepe. Eindelyk hy quam met de Provoost op 1353onze kamer zeggende myn heeren gy zult my niet qualyk 1354nemen zo ik het over my hebt genomen, van deeze heer die 1355uytmuntent in begaaftheden is, te verzoeken ons met zyn 1356gezelschap te verëeren. De munnik dat een man was die 1357meer ervarentheid als ik in de weereld had, vrezende dat 1358indien de Gaaudief mogt bekent worden, men ons in zyn ge- 1359zelschap zynde, ook mede mogt pakken, antwoorden myn 1360heer, wanneer men vreemt is, zo is men verblyd gezelschap 1361te vinden, en om wat redenen zouden wy zulks myn heer 1362weigeren, dewyl wy zo even, het zelfde verzoek aan u myn 1363heer hebben toegestaan, alleen om dat wy vreemdelingen 1364zynde en hier niemand kennende het ons aangenaam is, in 1365goed gezelschap te zyn gelyk wy redenen hebben van zulks 1366te gelooven dat de heeren zyn. | |
[pagina 82]
| |
1367Myn heer heeft groot gelyk antwoorde de provoost, een 1368vreemdeling, hoe wel hy is, verveelt de tyd altyd; na enige 1369complimenten over en weder, quam men de tafel dekken en 1370in korten tyd gongen wy aan het eeten, de capitein van de 1371gaudieven vroeg de provoost, of zy niet op d'eene of d'ande- 1372re expeditie uyt waren dat hy zo stark vergezelschapt was? 1373ja myn heer zei den ander, wy zoeken eene la Croix dat eenGa naar voetnoot+ 1374vermaard struykrover is en veel quaad ten platten lande 1375pleegt. Ik heb daar van hoore spreeken antwoorde hy, en al 1376aardige loopjes van hoore vertellen, maar de gauwdieven zynGa naar voetnoot+ 1377niet waardig dat eerlyke luiden zich daar mede onderhou- 1378den. Gy doet zeer wel myn heer vervolgde hy, zulk volk uyt 1379te roeien, want een eerlyk man is beschroomt te reizen, het 1380welk hy met zo een groote assurantie zei, dat de munnik en 1381ik ons niet genoeg konde verwonderen doch wy hielden ons 1382stil. Men dronk den een den ander zyn gezondheid, na de 1383maaltyd; den provoost zeer grooten zin in het paard van 1384dien gauwdief hebbende, stelde hem een ruyl voor, en na 1385veele woorden over en weder, gaf hy hem vier hondert gul- 1386den op zyn reipaard toe; men veranderde van zadels drin- 1387kende verscheide flesse wyn, op de koop toe, waar na einde- 1388lyk de gaudief afscheid van ons en van de provoost nam, 1389malkanderen met alle vriendschap omhelzende, voorgevende 1390een edelman te zyn dewelke vyf a ses uuren daar van daan 1391op een kasteel woonde, het gezelschap verzoekende hem de 1392volgende dach te willen komen zien, dat hy ons een aange- 1393naam vermaak met de jagt zoude geven. De provoost be-Ga naar voetnoot+ 1394loofde hem zulks aan de hand en wy hielden ons ook hem 1395zulks te belooven, daar te zullen koomen, waar op hy de 1396trappen afgong, en te paard klom; voor deur zynde, zei hy 1397tegen de waard, dat hy tegen myn heer den provoost zoude 1398zeggen, eens aan het vengster aan de straat te komen, dat hy 1399hem iets te zeggen had: den hospes deed het geene dat hy 1400hem gebood; de provoost aan het vengster koomende vroeg 1401hem den andere op de straat, zoekt gy niet na den vermaar- 1402de Capitein der gaudieven, genaamt la Croix en zyn bende? 1403den ander antwoorde ja myn heer; wel vervolgde die gaauw- 1404dief te zeggen dat zyt gy een lompen rekel, dat wanneer gy 1405die in uw magt hebt, zo laat ontglippen, wanneer ik op het | |
[pagina 83]
| |
1406schavot levendig gerabraakt zal worden, zal ik noch moeten 1407laggen, u zo bescheeten te hebben; ik ben la Croix zelfs, 1408adjeu, de eer die gy gehad hebt zal u in 't kort niet weder 1409gebeuren en daar op gaf hy en zyn knegt de spooren en vlo- 1410gen of haar de duyvel wegvoerden. Den provoost meende 1411zyn vingers op te vreeten van boosheid, hy gebood zyn volk 1412aanstonts te paard te stygen, het geen hy ook deed, wy 1413hielden ons niet weinig verwondert te zyn dat zo een gau- 1414dief in ons gezelschap had derven koomen, ja antwoorde de 1415provoost myn heeren gy moet in dit land wel voor u zien,Ga naar voetnoot+ 1416want dikwils gelyk gy hier ziet, zoud gy meenen by een eer- 1417lyk man te wezen en ondertusschen by d'olykste schelm zyn 1418maar wie zouw zulks denken of geloove dat zo een schurk 1419die assurantie zou hebben; waar mede hy van ons afscheid 1420nam en met zyn bediende te paard steeg, maar naauwelyks 1421was hy zes huyzen verre, of zy buytelde altemaal van haare 1422paarden met zadel en al op de straat, den provoost zich 1423elendig aan zyn hooft bezerende; de gaudief had eer hy te 1424paard was gaan stygen, al de buykgordels stuk gesneden, la- 1425tende maar even zo veel draden, dat zy te paard konde sty- 1426gen, andere braken aan stukken eer zy te paard konde zyn, 1427terwyl de provoost al weder te paard was geklommen en 1428hem met die bloedige kop met enigte van zyn volk voort naGa naar voetnoot+ 1429rende, welk geval duizende van menschen voor de herreberg 1430deed vergaderen; de zaek rugtbaar zynde, wierd van de 1431Groot-Provoost aan alle kante volk uit gezonden om die 1432gaauwdief te knippen, maar wy zagen haar enige dage daar 1433na vruchteloos weder komen. 1434s'Anderendaags gonge wy weer na d'academie, daar ik 1435myn handeling als voren deed, en noch vyf hondert goude 1436Louisen won, onze munnik alias Baron, had ook valsche 1437steenen, dierhalve zei hy my, dat hy zyn konst ook in het 1438werk wilde stellen; de volgende dagh gongen wy, doch den 1439een na den ander, zich houdende malkanderen niet te ken- 1440nen, in een huis daar men passedix speelde, ik speelde te-Ga naar voetnoot+ 1441gen hem en verloor, ik kreeg makkers die het met myn 1442hielden, met een woord, hy wist zyn spel zo wel te bestie- 1443ren, latende verscheidene winnen, dat hy evenwel met een 1444winst van hondert goude Louisen ging stryken, het welk wy 1445in eene beurs dede, malkanderen gezworen hebbende, dat 1446'er tusschen ons beide geen onderscheid zou wezen, maar | |
[pagina 84]
| |
Fig. 6: Door gokken verspeelt Tom zijn nieuwe fortuin. Hij vervalt tot razernij. (Derde staat.)
| |
[pagina 85]
| |
1447alles als broeders delen, dat dan het geen 'er by kas zou ge- 1448vonden worde, in twe gelyke delen zoude verdeelt worden, 1449en alles wat schuldig mogt zyn, uit de gemene kasse betaalt 1450worden, als ook alle onkosten, ieder een sleutel daar van 1451hebbende. 1452Wy continueerden het spelen waar door wy ons Capitaal 1453in korten tyd tot dertig duizent gulden zagen vermeerdert. 1454Het was al eenige tyd geleeden, dat wy ons met spelen be- 1455moejende, by de vrouwelyke secte niet hadden geweest, dies 1456besloten wy in een eerlyk hoerhuis te gaan, gelyk wy deden 1457en quamen 'er in een, daar wel in de twintig juffers in het 1458rond zaten, daar men maar had uit te kiezen; wy zo veele 1459bevalligheden by malkanderen ziende, waren in twyfel en 1460wiste niet wien wy daar uit zoude verkiezen, zo dat onze 1461Baron alias munnik tegen my zei het zoude goed wezen dat 1462men hier deed gelyk Paris deed, wanneer hy den goudenGa naar voetnoot+ 1463appel aan de schoonste van drie Godinne moest geven, waar 1464op hy repliseerde dat hy geen oordeel kon vellen of hy 1465moest haar nakent zien; ik stemde het zelve gevoele toe en 1466zei tegen de Madonae of makelaarster van het weelderige 1467vleesch, dat zy ons een half douzyn van die Juffers in een 1468kamer apart zoude geven, die zich nakent voor ons uit zou- 1469de kleden en die wy dan het fraaiste vonden die zoude de 1470eer hebben van met ons te vernagten, evenwel zoude de vier 1471anderen, ieder een goude Louis hebben, het zelve wierd aan 1472die zoetertjes voor gestelt, dewelke zich altemaal op dien 1473conditie wel hadden willen nakend uit kleden, maar zulks 1474wierd by ons niet voor goed gekeurt, wy kozen 'er ses uit, 1475die wy in een vertrek dede komen, zy lieten zich niet bid- 1476den, maar eer dat wy zulks dogten waren zy alle moeder 1477naakt voor ons; de munnik die voor gaf zeer ervaaren in die 1478ware te zyn, koos 'er twee uit, gevende my de keur welke 1479van de twee ik wilde hebben, na een ronde dans à drie met 1480die nakende vrouwluiden te hebben gedanst en eens bekee- 1481ken, het geen bekykens waardig was, gave wy aan de vier die 1482ons niet behaagden om de vieze reuk die zy by zich hadden, 1483ieder een goude Louis; de twee andere lieten wy haar nagt 1484gewaaden aan trekken en stelden ordre om een deftige maal- 1485tyd te laaten bereiden als ook eenige musikanten te laten | |
[pagina 86]
| |
1486komen, dewelke op de maat zoude speelen en slaan onder- 1487wylen dat wy een spel zoude speelen, daar men niet wel 1488nooten op kan houden. Ik moet bekennen noit vrolyker ge- 1489weest te zyn, maar naauwelyks hadden wy twee uuren met 1490onze Nimphjes te bed geweest of wy hoorde met groot ge- 1491welt aan de deur van het huis kloppen, het geen die zoete 1492diertjes deed sidderen en beeven, zeggende: ah! daar zal de 1493Commissaris van het quartier weezen, dewelke magt heeft 1494by dag en by nagt, in alle gerieffelyke huizen huiszoeking te 1495doen en wie hy van ons vind, na het gevangenhuis neemen, 1496wy hebben onze moeder wel gewaarschout, (zo noemen zy 1497de koppelaarster) dat zy met hem zoude accordeeren, het 1498geen zy niet heeft willen doen. Naauwelyks hadden zy die 1499woorden gesprooken, of men hoorde haar reets de trappen 1500opkomen, want niemant derft weigeren de deur te openen, 1501het geen onze Nimphjes deed besluiten in haar nakende 1502hembt onder het ledikant te kruipen, stoppende haar kle- 1503deren daar mede onder; een ogenblik daar na hoorde wy een 1504gegil en gekerm van al die hoertjes, die hy door volk dat hy 1505by hem had, deed mede nemen; daar na quamen zy aan 1506onze kamerdeur, roepende dat men haar zouden open doen, 1507of anders de deur aan stukken slaan. De Baron, alias mun- 1508nik, zei tegens my, ik zal maar open doen, want dat volk is 1509niet van het geslagt der advocaten, die in het opstellen van 1510haar salaris zetten, aangebelt en niemand t'huis gevonden 1511eene gulde sestien, zy zullen niet heene gaan, daarenboven 1512brengen de wetten hier mede dat men de vrouwluide maar 1513mede neemt, maar de mansperzonen niet, ten zy het gehuw- 1514de mans waaren, en dat zyn wy niet, daarenboven zyn wy 1515vreemdelingen. Eindelyk hy stond uit het bed op en deed 1516haar de deur open, waar na hy aanstonts weer tusschen de 1517lakens kroop, terstont zagen wy de Commissaris vergezel- 1518schapt met twaalf rakkers binnen komen met drie vierGa naar voetnoot+ 1519flambouwen, dewelke na onze ledikanten quamen, ons beve- 1520lende op te staan. Zeer geerne zy de munnik, hoewel gy 1521myn heeren my in een aangename droom hebt gestuit, wat 1522droomde gy dan? vroeg de Commissaris. Ik droomde zei de 1523Munnik dat ik op een sneeuw witte merry reed, die zodanig 1524met haar agterste wipte dat ik my naauwelyks in de zadel 1525kon houden, doch ik vond daar groot vermaak in; onderwy- 1526len wierd ik gestoord door de komst van UE en desselfs ge- | |
[pagina 87]
| |
1527zelschap, die ik niet had gedagt zo laat my die eer te willen 1528aandoen. De Commissaris dat een jonk heer was, vrolyk van 1529humeur, antwoorde hem, indien ik geweten had een zo 1530galand man in zyn vermakelykheeden te stooren, had ik wel 1531t'huis gebleven, doch dewyl de moeite gedaan is, zo zullen 1532wy eens huyszoeking doen of om te zien of wy die droom 1533niet waar zullen maaken; wat my belangt ik had om de 1534waarheid te zeggen zo veel praats niet want my aankledende 1535beefde ik als een Juffers hondje dat met zyn gat in de sneuw 1536buyten de deur gesloten is. Hy gebood dat men onder de 1537ledekanten zou zien, na dat men het bed had gevizenteert; 1538de Rakker riep, ik zie 'er hier eentje haar gebiedende daar 1539onder van daan te koomen, zo wilden zy daar aan niet ge- 1540hoorzamen het welk die onbarmhertige menschen deed be- 1541sluyten die arme diertjes met het hembt boven de kop daar 1542onder van daan te sleepen en schoon zy haar bevalligheeden 1543tegens haar wil en dank in die gelegentheid lieten zien, zo 1544was dat volk daar voor als onbewegelyk, het welk de Baron 1545tot zo groote medelyde brogt, dat hy aan de Commissaris in 1546het oor luysterde, dat hy hem duyzent gulden zou tellen en 1547noch een briefje van andere duyzent gulden geeven, binnen 1548vier en twintig uuren te betaalen, indien hy haar geen molest 1549meer aan deed of mede nam, het geen hem een heel andere 1550gedagten deed krygen en zich kerende tot zyn volk zo zei 1551hy, weest voorzigtig en misdoet die Juffers niet, deeze 1552heeren zyn vreemt en verklaaren my dat het haar egte vrou- 1553wen zyn, zy hebben qualyk gedaan zich in een publieck 1554huis te begeven, gaat gy d'andere maar na het Chatelet bren- 1555gen, (het welk een gevangenhuis is) ik zal deeze zaak metGa naar voetnoot+ 1556myn klerk noch wat nader onderzoeken; d'andere met een 1557half woord verstaande wat hy wilde zeggen gongen heen. 1558De Baron die vroeg my stil of ik daar niet in toestemde 1559zeggende dat hy het over zyn hart niet kon krygen dat men 1560die arme meisjes van zyn zeide om zo te zegge rukkende, zo 1561qualyk zou tracteeren. Ik zei hem dat hy kon doen wat hem 1562goed dogt, dat ik in alles toestemde; men deed die Juffer- 1563tjes van de vloer opstaan, waar van d'een omtrent twintig en 1564de andere agtien jaren oud was, meisjes van d'eerste snee, zoGa naar voetnoot+ 1565schoon als beelden, maar zy waaren zo veraltereert dat menGa naar voetnoot+ | |
[pagina 88]
| |
1566groote moeite had om haar weder by haar zelven te doen 1567komen, wy telden de commissaris de beloofde duyzent 1568gulden en gaven een briefje voor het resterende, daar onder 1569bedingende dat de moeder van dat eerlyk huys gezin niet 1570mede zoude genoomen worden, het welk hy toestond. Naar 1571noch een half uur met malkanderen gediscoureert te heb- 1572ben, namen wy van malkanderen afscheid en weder met die 1573zoete meisjes na bed gegaan zynde, deede zy ons duyzende 1574tedere omhelzingen doch waaren door de schrik zodanig be- 1575vangen dat wy van haar het regte vermaak dat wy andersGa naar voetnoot+ 1576zouden gehad hebben, niet verkregen. Ik had onderwylen 1577dat ik in parys geweest was de fransche taal redelyk wel 1578leeren spreeken het geen my gelegentheid gaf my te kunnen 1579doen verstaan en ook verstond de zoete woorden die myn 1580Engeltje my te gemoet voerden; na noch enigen tyd met 1581malkanderen een aangenaam tydverdryf genoomen te heb- 1582ben, vielen wy in slaap, en wierden niet voor s' anderen 1583daags ten twaalf uuren op de middag wakker, wanneer wy 1584het dorp van buyksloot noch eens op een behoorlyke wysGa naar voetnoot+ 1585gegroet hebbende opstonde, en het middagmaal lieten bery- 1586den, onderwylen dat de Baron na huis gong, en d'andere 1587duyzent gulde voor de Commissaris haalde, en hem latende 1588ontbieden betaalde wy hem: hy ons ziende met die twee 1589zoete meisjes, zo begon hy ook enigzints leve op zekere 1590plaats te gevoelen, een glaasje wyn ondertusschen in het 1591hooft krygende, vroeg hy aan de koppelaarster of zy ook zo 1592een mooi Nimphje voor hem niet en had, zy antwoorde dat 1593zy 'er opstaande voet een zouw late komen, gelyk zy deed; 1594de Commissaris streelde en liefkoosde alzo wel als wy, maar 1595de Baron alias Munnik in zyn gedagten overleggende, hoe hy 1596zich best van hem zouw kunnen wreken, stelde hem voor met 1597die Juffers een plaizierreisje buiten de stad te doen, en in 1598het naaste dorp het avondmaal in het groen te houden, en 1599daar te vernagten; het welk de Commissaris toe stemde; zeg- 1600gende dat men twee koetzen zouw huuren, eene voor de 1601Nimphen een ander voor de Heren, welke koetzen aan de 1602poort zoude wagten, onderwylen dat die snoepstertjes, het 1603avontmaal in het bestemde dorp zoude laten klaar maken, 1604dat hy onderwylen aan zyn Vrouw zouw gaan zeggen, pres- 1605sante affaires te Versailles te hebben, en by ons aan de | |
[pagina 89]
| |
1606poort zouw komen, wy lieten aanstonts twee koetzen ko- 1607men d'eene wierd van de Nimphjes bekleed, en d'andere 1608gong daar wy gezeid hadden, omby malkanderen te komen, 1609daar wy ons na toe begaven, en de Commissaris wagte, die 1610niet lang vertoefde, en dus rende wy na het dorp genaamd 1611Sçean daar den hertog du Maine, een heerlyke PlaizierGa naar voetnoot+ 1612plaats heeft; onderwylen dat de maaltyd klaar gemaakt 1613wierd, wist de Baron, het middel te vinden van uit het ge- 1614zelschap te gaan en de schout van het dorp te gaan spree- 1615ken, aan wien hy zei een zaak van groot geheim te willen 1616ontdekken, en daar duizent ducatons by te winnen was,Ga naar voetnoot+ 1617indien hy hem met eeden wilde zweren geheim te zyn, en 1618ook tegens die gene die hy hem zouw noemen niet te age- 1619ren, het welk den ander doende, zo openbaarde hy hem hoe 1620zeker Commissaris van Parys dat een getrouwt man was, in 1621het dorp en zo genaamde herreberg die hy hem noemde met 1622een hoertje was, dat hy met een van zyn goeje vrinden ieder 1623met een Juffertje daar ook waren, maar dat alles opgesteld 1624was, om dien Commissaris een pots te spelen, en hem een 1625goede goud beurs te doen verkrygen, dierhalven aan het ge- 1626zelschap niets moest doen, maar alleen tegen de Commissa- 1627ris ageren, het welk hy met duure eeden zwoer, zeggende 1628dat hem zulks niet moejelyk zouw wezen, dewyl den hospes 1629van die herreberg een van zyn bloed vrienden was, dierhalve 1630op het minste teken wel in huis zouw komen, waar na de 1631munnik weder in het gezelschap quam, zeggende dat hy de 1632Thuin van den Hertog eens had willen zien, en het gezel- 1633schap in haar minnevreugt niet stooren; wy gaven alle voor 1634in de herreberg, dat de Nimphjes onze vrouwen waren en wy 1635deden onder een noteboom de maaltyd zeer vrolyk zynde, 1636na de maaltyd gongen wy ieder met de onze na bed; de zo 1637genoemde Baron, had voor hem en my, een kamer met twee 1638ledekanten verzogt, maar de Commissaris, had met zyn ge- 1639riefelyk meisje een kamer alleenig, zo dra wy alleen op de 1640kamer waaren, zo vertelde hy my en aan onze lievertjes, het 1641geen dat hy met de schout bestoken had, het geen my enGa naar voetnoot+ 1642haar veel vreugt aan brogt, maar zy waaren beschroomt dat 1643de schout zich niet zouw vergenoegen, met de Commissaris 1644te plukken, maar ons het zelfde zouw doen of haar mede | |
[pagina 90]
| |
1645neemen; hy zei, zo dat al geschiede mogt hebbe wy twee 1646duizent pistoolen tot uw dienst die wy hem in d'oogen zul- 1647len smyten, met een woord, gy hebt met eerlyke luiden te 1648doen, die u niet zullen verlaaten, het welk ik de myne ook 1649verzekerde, waar na de Baron een weddingschap met my 1650deed, wie van ons beide het meeste op het merretje zouw 1651stygen, het welk ik aan nam, het woord zynde, zit op, zit 1652op, en dat de liefjes oordeelen zouden en op haar conscien- 1653tie zeggen wie dat gemankeert had; maar het was van hemGa naar voetnoot+ 1654een groote dwaasheid, zich op de conscientie van die geriefe- 1655lyke meisjes te verlaaten, die haar conscientie ter leen stel- 1656len, zo wel als zy wat anders ter leen of te huur geven, het 1657welk bleek, want na zulks een reis a drie gedaan te hebben, 1658zei ik tegens de myne, my getrouw te wezen, dat ik de 1659Baron wel van de wys af zouw helpen; haar tien goude loui- 1660zen in haar hand gevende zwoer zy ziel en zaligheid my ge- 1661heim te zyn, waar op ik zo diwils zit op riep, dat de BaronGa naar voetnoot+ 1662zich verbeelde dat ik opregtelyk te werk gong, wilde zulks 1663na gaan, maar moest op het lest de party gewonnen geven, 1664zeggende ik moet bekenne dat ik geen haver meer en heb ik 1665zal het beesje wat stro geven, waar over wy met malkande- 1666ren niet weinig lagte, wanneer wy, een eisselyk gekerm 1667hoorde, in de kamer van de Commissaris, daar de schout 1668reets met vier dienders in was, zich houdende hem met zyn 1669Venus diertje te willen mede neemen, de Baron stont op en 1670klede hem aan, my verzoekende het zelfde te doen, zeggen- 1671de tegen onze zoetertjes dat zy maar gerust zoude blyve leg- 1672gen, dat wy eens moeste zien wat figuren de Commissaris 1673zou maken; aangekleed zynde, traden wy in zyn kamer, 1674daar de Commissaris half gekleed, bestorven als een dood op 1675een stoel zat, zyn hoertje op haar knien voor de voeten van 1676de schout; de Commissaris ons ziende, zei die heeren weeten 1677wel, dat ik een vreemdeling ben, en dat het myn egte vrouw 1678is, en ik weet zei de Schout, dat gy de Commissaris van zo 1679een quartier in Parys zyt, en uw vrouw t'huis is, die zich 1680niet weinig zal over deze tyding verwonderen, dat een man 1681die de justitie aan andere moet oefenen, haar met zo een 1682verfoejelyk exempel voorgaat, wat zullen de hoertjes in 1683Parys laggen, als zy zullen hooren dat men een Commissaris 1684van de Politie in de val heeft gekregen. Ei Confrater zei de 1685Commissaris, gy zult my daar niet levendig brengen, want ik | |
[pagina 91]
| |
1686zal het besterven neemt dit hoertje mede, dat kan myn niet 1687schelen; ik kan zei de Schout, haar zonder u niet mede nee- 1688men, doch om de liefde van het Confraterschap zo kunt gy 1689my een wiszelbrief van vier duyzent gulden tekenen, binnen 1690een maand te betaalen, anders gebruik ik geen woorden 1691meer, de koetswagen staat voor de deur al klaar om u met 1692u Nimphje daar op te zetten zo dat hy geen andere uitvlugt 1693ziende, eindelyk de wissel brief tekende, waar na de schout 1694weer heene gong, zeggende nu kunt gy gerust na bed gaan, 1695waar toe de Commissaris niet veel lust had, zeggende tegen 1696zyn snoepstertje die hem daarom aan was, te meer dewyl zyGa naar voetnoot+ 1697van hem noch geen steekpenning had gekreegen; maar hyGa naar voetnoot+ 1698antwoorde haar my lust zo duurkoop geen stinkende mos- 1699sels ik zal dat op uw, en uws geleiken, wel weer verhaalen: 1700met eene gong hy de kamer en de herreberg uit, den dach 1701aankomende kuijerde hy zeer misnoegt na de stad, wy 1702troosten dat meisje zo veel doenlyk was, en gaven haar ieder 1703een goude pistool, het welk haar meer vergenoegde, als al de 1704vertroostende woorden, die wy haar van te vooren hadden 1705gegeven. Wy bleven noch enige dage in dat dorp ons verlus- 1706tigen met de Schout, dat een zeer vrolyk en hups jongman 1707was, die aan het meisje dat hy met de Commissaris had ge- 1708vonden tien goude pistolen vereerde waar voor zy hem ook 1709iets gaf, maar laat ik liever zegge, leende, want het al te vast 1710stont om hem te kunnen geven, waar na wy van malkande- 1711ren scheide, en wederom de weg naar Parys namen met een 1712voorneeme van onze gelede schade weder door het spel in te 1713haalen, maar de Baron in een kermis tent spelende gelyk 1714zulks de gewoonte is, was 'er een abt die zekerlyk mede van 1715de kunst wist, die ontdekte dat hy valsche steenen had, waar 1716op alle die genen die daar speelden zo toornig wierden, en in 1717een ogenblik zagen wy de stok slagen zo op ons lyf vliegen, 1718dat indien de wagt niet toe geschoten had wy daar niet le- 1719vendig van daan zoude geraakt hebben, maar het bedroefste 1720was, dat bont en blauw geslagen zynde, wy na de Commissa- 1721ris wierden gebragt dewelke op de beschuldiging die men te- 1722gen ons in brogt van valsche speelders te zyn ons na het ge- 1723vangen huis liet brengen, men hoeft hier niet te vragen hoe 1724dat wy doen gestelt waaren, duizende van menschen dede 1725ons d'eer van ons te volgen, en in het gezigt te bekyken, ik | |
[pagina 92]
| |
Fig. 7: Tom is wegens schulden opgesloten. Sarah die hem met haar kind bezoekt, valt flauw. (Vierde staat.)
| |
[pagina 93]
| |
1726leken eer na een dood als een levendig mensch; wy wierden 1727daar ieder by zonder geplaast, in een kamer, zo men het een 1728kamer mag noemen, daar de spinnekops webben, de behang- 1729zels van de muuren waren, en het spuuwzel van verrotte 1730gaauwdieven en spinhuisboeven, het verzierzel van de vloer;Ga naar voetnoot+ 1731al wat de Baron my zegge kon, dat was, houwt maar staande 1732dat het gelogen is, en dat gy my te Antwerpen eerst hebt le- 1733ren kennen, en dat wy luiden van fatzoen zyn, de rest zal ik 1734wel goed maken; zo draa ik dan, in dat vertrek van 's Konings 1735huis was geplaast, quamen al die gaauwdieven rontom my 1736springen, zeggende welkom confrater, zullen wy van daag 1737niet vrolyk wezen het is de gewoonte, wanneer men hier in 1738komt, zulks te doen, schoon ik niet veel lust had, my onder 1739haar ziende; zo aantwoorde ik haar, zeggende, alzo ik hier 1740tot myn onschult word gestelt, en een man van fatzoen ben, 1741zo wil ik evenwel uit medelyden die ik met uw bedroefde 1742staat neem uw iets toe voegen, met eene smeet ik haar vyf 1743goude Louisen toe, waar voor zy my bedankte, maar een 1744onder haar het woord nemende voerde my te gemoet, en 1745zei, daar komt hier noit iemand in, of zyn altyd tot haar 1746onschult en wat de titels belangt, het manqueert dit huis aan 1747geen Graven, of Baronnen, maar zonder dat ik uw eer wil 1748quetzen, het zyn menschen met geleende titels, en zich te 1749willen verontschuldigen, wint men dikwils zeer weinig. Het 1750is eens gebeurd dat een Prins, die groot gezag aan het Hof 1751had, nieuwsgierig was, om dit huis te zien, daar zynde, 1752onder vroeg hy ieder een, de redenen die 'er waren, dat zy 1753daar zaten belovende dat die hem de waarheit beleed, zyn 1754vrydom zouw hebben, maar ieder een zwoer kruis en krasGa naar voetnoot+ 1755dat zy onschuldig waren, maar eene gauwdief was 'er, die zy 1756hy had alles quaads dat 'er in de weereld bedogt kon worden 1757gedaan, en drie dubbelt de galg verdient, maar dat hy hoop- 1758te, tot inkeer zynde gekomen, om noit zodanigen leven 1759meer te zullen leiden, op het woord van zyn hoogheit de- 1760welke de vryheit had belooft, aan die genen dewelke opreg- 1761telyk zoude zegge, waarom zy gevange zaten; den Prins ge- 1762boot dat men hem los zouw laten, en daar en boven twintig 1763goude Louisen geven, daar al schimpende by voegende, 1764dewyl deze alle eerlyke luiden zy, zo zouw het niet goet 1765wezen dat zo een deugniet daar onder was, want hy zoude | |
[pagina 94]
| |
1766haar altemaal bederven, en daarom geef ik hem zyn vry- 1767heid: hij vertelde my meer diergelyke loopjes daar ik niet 1768veel agt op en gaf, s'anderen daags wierd ik gehaald om ver- 1769hoord te worden, ik antworde op de beschuldiging die men 1770ons deed van valsche speelders te zyn, dat onder zo een 1771groot getal van volk, een ander zo wel als wy, die valsche 1772stenen in het spel had kunnen smyten, met een woord dat 1773wy luiden van fatzoen waren, gelyk onze brieven getuigde,Ga naar voetnoot+ 1774de want Baron alias munnik had voor hem en voor myn, inGa naar voetnoot+ 1775de Latynsche taal valsche brieven gemaakt, die zeer waar- 1776schynelyk schenen, daar en boven, den Hospes daar wy ge- 1777logeert waren, een man van Crediet zynde en bekend by vele 1778groote Heren, gaf zodanige goede getuigenis van ons, dat wy 1779aanstonts ontslagen wierden, en de Procureur van de 1780Koning, nam ons zelfs by de hand, ons over de straat tot 1781aan onze Herreberg geleidende, tot een bewys van daar on- 1782schuldig te zyn gezet, ik was van vreugde alzo veel ontsteld, 1783als doen ik van droefheid, het was, in het gevangenhuis ge- 1784bragt werdende, maar de Baron alias munnik wist nergens 1785af, in tegendeel lagte daar om zeggende, dat om imand vol- 1786maakt te maaken men alles onder zoeken moest, ik ant- 1787woorde hem dat het slegt met ons 'er uit zouw gezien heb- 1788ben indien men eens had ondervonde, dat onze titels vals 1789waren, dan had men antwoorde hy de zo genaamde Baron 1790en Graaf, onder een groot getal volk, de dubbelde CaprioolGa naar voetnoot+ 1791van de leer doen danzen, maar dewyl wy dat gevaar voor by 1792zyn, zo laat ons daar om niet meer denken, maar van klede- 1793ren en linnen veranderen, en gaan schaften, het geen wy de- 1794den: wy hielden ons enige dagen in huis het niet dervende 1795wagen te komen, daar men speelden, uit vrees dat 'er imand 1796mogt wezen die tegenwoordig was geweest, wanneer men de 1797maat van de stokke dans op onze ribbens had gespeelt, zo 1798dat wy besloten, na enigen tyd uitgerust te hebben, na Or- 1799leans te gaan; ondertusschen had onzen hospes, een zeer 1800fraai meisje in zyn huis gekreegen, dewelke myn bed maken- 1801de my niet weinig in verrukking brogt, ik vroeg haar of zy 1802haar roosje noch had, neen myn heer antwoorde zei my,Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 95]
| |
1803daar heb ik zorg voor gedragen, want my is wys gemaakt, 1804dat wie maagt uit deze wereld na d'andere wereld verreist, in 1805d'Elizesche velden seve jaar turf moeten trappen of maken,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1806maar ik geloov niet dat 'er vele van dat zoort komen, want 1807in deze tegenwoordige eeuw, valt dat de jonge meisjes al te 1808lastig, Adams roede behaagt haar al te veel, met een woord 1809ik lei haar achter over op myn bed, en deed haar het geen 1810men in diergelyke gelegentheden doet, en zouw de zaak her- 1811vat hebben, indien haar meestres aan de trap haar niet had 1812geroepen, bevreest zynde in onze onderhandelingen gestoort 1813te worden namen wy afspraak de zaak tot s'anderen daags 1814uit te stellen, wanneer zy quam om myn belofte indagtig te 1815maken, my vriendelyk omhelzende, zei zy, dat zy geen 1816ogenblik had kunnen rusten, maar dat ik gestadich in haar 1817gedagten was geweest, ik verzekerde haar dat zy geen min- 1818der plaats in myn hard had, en waarlyk zy was zulks wel 1819weerdig want was een der volmaakste menschen die ik noch 1820oit met oogen had gezien, haar aangezigt was zo blank alsGa naar voetnoot+ 1821een lely, met schoone bruine oogen en wynbrauwe, de neusGa naar voetnoot+ 1822zou die van tagtig jaren hebben doen water tanden, lipjes 1823zo root als coraal, haar tanden gelyk en zo wit als ivoor, 1824haar boezem verbeelden twee albasterde klyne heuveltjes,Ga naar voetnoot+ 1825waar een een klyn roze knopje was. Haar lighaam wa zeerGa naar voetnoot+ 1826wel geproportioneert, de plaats alwaar het minne vuur word 1827geblust en met eene aangestoken, was zo volmaakt dat ik 1828daar geen beschryving van zou kunnen doen, zonder in de 1829uiterste verrukkinge te vervallen, met een woord het scheen 1830dat de natuur die had gemaakt, om alle pylen van CupidoGa naar voetnoot+ 1831daar op stomp te maken, het welk my deed branden van 1832begeerte, om met haar een nagje tusschen twee lakens te 1833leggen, om beter gelegentheid te hebben alle die schoonhe- 1834den, na waarde op te merken. Ik verzogt haar, wanneer haar | |
[pagina 96]
| |
1835meester en meestres na bed was, in myn bed te willen ko- 1836men, maar zulks kon ik van haar niet verkrygen, in tegen- 1837deel nodigde zy my in het haare te komen, my haar kamer 1838wyzende, die na dat men een trap of ses, uit de keuken op- 1839gong was, ik nam zulks aan, de volgende nacht te doen, en 1840schoon ik verscheide brieven kreeg van myn bruinettje uit 1841holland, die myn met de tederste woorden nodigde, weer by 1842haar te komen, kon zulks geen indruk by myn vinden, myn 1843gedagten speelde alleen op die dewelke in myn tegenwoor- 1844digheid waren; ik kon dien gansche dach, noch eeten of 1845drinken, my verbelende de vreugt die ik d'aanstaande nacht 1846met dat hooning diefje zoude hebben; eindelyk het bestem-Ga naar voetnoot+ 1847de uur gekomen zynde, en ieder in een diepe rust, zo ging 1848ik in myn nagt rok de trappen af, in de keuken gekoomen 1849zynde voelde ik na de trap deur om na myn alderzuikerste 1850haar kamer te gaan, maar helaas! wie zouw zulks oit verwagt 1851hebben? in plaats van de trap deur open te doen deed ik de 1852kelder deur open en in plaats van op te klimmen viel ik over 1853hals en kop van boven neder in de kelder, op een wyn vat, 1854dat myn de lendenen scheenen verpletterd te zyn, myn reg- 1855ter arm was uit het lid, ik kon my niet onthouden, in die 1856bedroefde staat zynde, van luits keels om hulp te schreeu- 1857wen, maar de kelder heel diep zynde lei ik meer als twee 1858uuren eer ik de minste hulp kreeg; eindelyk den hospes ligt 1859op stekende quam my te hulp, en maakte aanstonts ieder 1860op de been, hy kon zich niet voorstellen hoe ik in de kelder 1861quam en dat in de nagt, maar zyn vrouw die wat diepzinni- 1862ger van begrip was, zei man dien heer zal op de reuk van 1863onze meid los gegaan hebben, maar als een al te vurige brakGa naar voetnoot+ 1864heeft hy het spoor gemist en de lugt verlore het welk een 1865groot gelag verwekte, men brogt my in myn bed, een Chi- 1866rurgein quam myn arm weder in het lid zetten, en schoon 1867dat Engeltje die ik had mene te omhelzen voor myn bed 1868stond om my alle hulp te geven, zo moet ik bekennen dat 1869ik geen gedagte meer op al haar bevalligheden had, in tegen- 1870deel zo verbeelde ik my dat zy een oorzaak van al myn 1871smerten was. De Baron alias munnik quam my ook zien, en 1872zei wel goeje vriend, wie zouw gedogt hebben, dat gy het 1873zo laag, tot in de kelder zoud gezogt hebben, ik was genoot- 1874zaakt een maand het bed te houden; onder ylen droeg datGa naar voetnoot+ | |
[pagina 97]
| |
1875Engeltje alle zorg voor my ja verschoonde my van Linnen. 1876Eindelyk weder herstelt zynde, zo vergoede zy de smerten 1877die ik had geleden en quam alle nagten in myn arme rusten, 1878of ik in de haare, want om de waarheid te zeggen, wy leiden 1879zo verwart door malkanderen, dat daar niet regt van te oor- 1880delen was, de Baron alias munnik geen tyt verdryf hebben- 1881de, porde my aan om na Orleans te gaan ik stelde de reis al 1882gedurig uyt, maar eindelyk gelyk als men door het dikwils 1883gebruik, alles moei word, zo wierd ik dit meisje ook, en den 1884dach bestemt hebbende zo vertrokken wy na Orleans, 1885schoon dat Engeltje in tranen meende te smeelen doch de-Ga naar voetnoot+ 1886zelve deede op myn gemoed zo veel indruk niet meer, als 1887die voor deze wel zoude gedaan hebben zo draa wy in die 1888stad waren, zo vernamen wy, waar dat gespeelt wierd, 1889daar wy ons na toe begaven, en zo gelukkig onze rol speelde 1890dat wy in een maand tyd, meer als twintig duizent gulden 1891wonnen, wy namen ook voor ons by geen Canaille van 1892vrouw luiden meer te begeven, maar het gezelschap van Juf- 1893fers van d'eerste rang te zoeken, wy vonden daar toe gele- 1894gentheid door officieren die met ons in de herrebergh spys- 1895de, en die ons waarlyk hielden voor die genen, daar wy ons 1896voor uit gaven te weten, Baron, en Graaf. Wy wierden in alle 1897geselschappen zeer wel gezien en de Baron alias munnik ver- 1898koor een Baronnes voor zyn beminde, en ik een Gravin, 1899doch hy als een zeer schrander verstand hebbende, vorderde 1900zyn zaaken vry verder als ik ja zei schreven malkander min- 1901ne brieven; die van de Baron aan zyn liefste, was van den 1902volgende inhoud, 1903MADAME. 1904Hier is een minnaar die u toe behoord, gy kunt zulks niet 1905tegen spreekende wyl gy die als een goed speelster hebt ge- 1906wonnen, gy hebt twee juffers in uw gezelschap dewelke ik 1907hier niet hoef te noemen, die in al haar levensloop, niet ge- 1908wonnen hebben, t'geen gy in een ogenblik heb gedaan, oor- 1909deelt dan beter van uw boverwinning, en agt daarom uwGa naar voetnoot+ 1910minnaar niet minder, schoon die u weinich moeite om te 1911verkrygen, heeft gekost, voor al kunt gy u vertrouwen, dat 1912hy geheim is, ja gy kunt zonder u te verstooren, hem u 1913gunsten laaten genieten, dat hy u nadert, tast en kust en al 1914die andere geheimen vermakelykheden dat kunt gy hem | |
[pagina 98]
| |
1915alles zonder beschroomt te zyn toestaan, en ik ben verze- 1916kert dat gy nooit hem zal beschuldigen, van zulks rugtbaar 1917gemaakt te hebben, die volmaaktheid, is agtbaar, voor al in 1918de tyd daar wy tegenwoordig in zyn; dat hof jonkertje, dat 1919my de pas zocht af te snyden is maar een prul, schoon een 1920levrei van linten draagt om zyn paszie te verbelen, het groenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 1921met zyn laggent weeze, is zo onschuldich niet als men zich 1922wel inbeeld, zyn hoop doende blyken zo geeft genoeg te 1923kennen om van hovaardy beschuldigt te kunnen worden, 1924het blaauw is niet minder onagtzaam, want de getrouwig- 1925heid te kennen gevende ondekt hy met eene al te klaar zyn 1926liefde, wat het geel belangt, het zelve is geheel mispryzelyk 1927dewyl daar door de gunsten die genooten zyn, men altyd te 1928kennen geeft, maar myn rooze couleurde lind, dezelve heeft, 1929alle modestie die hem nodigh is, want heeft zyn couleur,Ga naar voetnoot+ 1930gelyk die dewelke op uw schoone wangen zyn, en hebbende 1931t'geen gy op u aangezigt draagt, mag zich met regt beroemen 1932de modestie en eerbare schaamte zelfs te zyn eer dat hy u 1933was komen zien, zo zouw hy in de winkel de figuur van een 1934strik of knoop wel hebben genomen, maar ik laat het aan u, 1935uw galand in dat postuur als het u behaagt te stellen & c. 1936Deeze brief had zodanich aan de Baronnes behaagt, dat 1937zo als hy my vertelde, het weinig had gescheelt, of de ver-Ga naar voetnoot+ 1938çierde Baron, had in de brandende Baronnes geraakt, maar 1939op de kant zynde was hy gestoort geworde, dat hem een 1940been had agter uit doen glippen en de weg voor dien tyd 1941doen missen, doch hy had redenen van vergenoegt te zyn, en 1942te hoopen dat het kasteel haast in zyn gewelt zoude weezenGa naar voetnoot+ 1943dewyl de de voorwerken al ingenomen waaren; maar metGa naar voetnoot+ 1944myn ginge de zaake slegt; myn Gravin, die scheen voor my 1945zo koud als muscovis ys, het was of haar gemoed haar over-Ga naar voetnoot+ 1946tuigde met wie dat zy te doen had, met een woord ik kon 1947van haar geen de minste gunst verkryge het geen my zeer | |
[pagina 99]
| |
1948mistroostig na myn logement deed gaan, daar ik zo gaauw 1949in de kamer niet was, of de zo gewaande Baron quam bin- 1950nen met een vrolyk wezen, zengende, ik heb myn sleutelGa naar voetnoot+ 1951eindelyk in het nagtslot van de Baronnes gestoken, maar ik 1952geloof niet vervorderde hy te zeggen dat ik de eerste ben 1953geweest, want die baan geleeken my redelyk gesmeert te 1954zyn doch om die van een Baronnes te hebben, moet men zo 1955naauw niet zien, zy is byzonder gestelt dat men haar wat 1956honing om de mont smeert; zy had my verzogt het portrait 1957van myn medeminnaar te geven, het welk ik heb op de vol- 1958gende wys gedaan, waar voor zy my, een mosje uit HitlandGa naar voetnoot+ 1959gaf, dit zeggende gaf hy my de Copy van zyn tweede brief 1960die hy aan haar had geschreven, dewelke van de volgende inhoud 1961was. Gy zyt Madame een van de aardigste quelgeesten, het is 1962jammer dat gy geen dogter van d'een of d'ander Keizer zyt, de- 1963weyl gy wilt dat men u zo prompt zonder de minste tegenspre- 1964king gehoorzaamt. Wat vermaak zoude uwe uyt uitvinge aan uwGa naar voetnoot+ 1965vader niet hebbe gegeven, alle de pyningen, en tourmenten, 1966waar van de Tyrannen zich bedienden, zoude voor u maar zoe- 1967tigheden geweest zyn, te vergelyken by die dewelke gy my doet 1968leiden, en heb ik geen reden mevrouw u zo een verwyt te 1969doen, dewyl gy wilt dat ik u een lofschrift maake, ter eere 1970van myn medeminnaar, heeft men oit iets wreder uyt kun- 1971nen vinden, gy wilt daar en boven dat ik hem uitschilder zo 1972als hy in uw hart is en zo als hy aan u oogen voorkomt, ja 1973dat ik zelfs zyn fauten verschoon, en niet natuurlyk verbeel-Ga naar voetnoot+ 1974de, en zyn gaven noch frayer als die zyn op helder; dat is hetGa naar voetnoot+ 1975geene dat gy om u te behagen van my eischt, maar weet gy 1976wel mevrouw hoe beswaarlyk het is, een medeminnaars 1977deugden te pryzen, en veel lichter te liegen tot zyn nadeel? 1978meent gy eindelyk dat ik gelyk gy doet, daar een afgod van 1979maake? heb ik dan geen groot gelyk uw by d'oude Tyrannen 1980te vergelyken, die de Christenen vervolgde om dat zy de 1981valsche afgoden niet wilde dienen en dat gy op my oefent, 1982maar niet te min zal ik u gehoorzamen dewyl gy myn sou-Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 100]
| |
1983veraine zyt, ik zal dan uw Adonis uit schilderen, en al mynGa naar voetnoot+ 1984vermogen doen dat myn jaloursheid, zyn couleuren daar 1985niet onder vermengt. 1986Uw Adonis is van een middelmatige postuur, wel op zyn 1987kooten komende onder en boven uit zyn broek, maar al deGa naar voetnoot+ 1988weereld behaagt die middelmatigheid niet, en misschien aan 1989uw mevrouw noch minder, hy schynt aan zommige oogen 1990klyn, maar dat is een voordeel voor hem dewyl hem nie- 1991mand een groote gek kan noemen, hy heeft den omtrek 1992van zyn aangezicht rond, en dat is misschien de reden dat 1993zyn hooft gedurig drait, zyn oogen zyn blaauw, groot 1994maar zonder vuur, maar wanneer hy in uw tegenwoordig- 1995heid is, zo is het geen wonder dat de sterren niet en blinken, 1996wanneer de zon schynt; zyn wynbraauwen zyn dik blond, 1997het welk zyn vyanden doen liegen, die zeggen dat hy een 1998vrouws aangezigt heeft, zyn neus is kort en dik, dat is mis- 1999schien oorzaak dat hy niet verre, de reuk van het vrouwe- 2000lyke wilt braad ruike kan; eindelyk ziet men in zyn aange- 2001zicht niet dat hy een Phisonomie van groot verstand heeft,Ga naar voetnoot+ 2002zulks doet hy misschien, om dat hy die verborgen wil hou- 2003den, op dat daar niemand van prophiteert. Tot hier toe had 2004ik den brief geleezen wanneer een Lakei in de kamer trad, 2005vragende na de Baron van Groot Velt, zo liet zich de mun- 2006nik noemen, nemende hele ryke by in beelding voor zyn 2007Baronnie, hy antwoorde dat hy de perzoon was, waar op 2008den ander hem zeer beleefdelyk en toegezegelde brief 2009overgaf, en daar op zonder antwoord te verwagten heene 2010gong; de zo genaamde Baron den brief open gedaan heb- 2011bende, vond die van den volgende inhoud. Myn Heer gy 2012weet by zonder aardig iemand uit te Schilderen, ik twyfel 2013niet een Edelman zynde, of zult wel oordeelen dat ik ge- 2014nootzaakt ben reparatie van eer over die hoon, aan my ge-Ga naar voetnoot+ 2015daan te eischen, gy hebt al te veel genereusheid, om my 2016d'eer te weigeren van uw morgen ogtent te paard de klokke 2017vier uuren buiten de poort, daar men na Parys gaat, niet te 2018koome vinden, dewyl ik volkomentlyk UE Dienaar ben, den 2019Ridder, N.N. 2020Den munnik zei wat Gek is dat, meent hy my bang te 2021maaken? dat kunsje ken ik ook hy heeft maar te zeggen, 1983 Adonis - geliefde 1987 kooten - benen 2001 Phisonomie - eig. gelaat; hier meer bedoeld in de zin van: geest 2014 reparatie van eer - eerherstel | |
[pagina 101]
| |
2022op wat manier hy wil, of met de pistool of met den deegen, 2023doch ik was van dat gevoelen niet, zeggende dat wy vreem- 2024delingen zynde, daar en boven ons dienende van titels die 2025ons niet toebehoorde, indien die zaak eens van gevolg was, 2026en hy den ander quam te quetzen, wy zouden moeten 2027vlugten, en dat men altyd niet verzekert was, de klaauwen 2028van de roof vogels te ontkomen, verzoekende dat hy my die 2029brief wilde ter hand stellen, dat ik de zaken wel zo zoude 2030bestellen, dat van geen gevolg zouw wezen; hy liet zich ge-Ga naar voetnoot+ 2031zegge en zonder dat ik hem zei wat ik doen wilde ging ik na 2032de Baronnes, en gaf haar van de zaak kennis, dewelke ver- 2033lieft op de zo genoemde Baron zich zeer onstelde, maar we- 2034der haar kragten hervat hebbende liet zy haar koets in span- 2035nen, en reed na de moeder van de Ridder die het duël ge- 2036geven had, dewelke in vrankryk zonder genade met de dood 2037worden gestraft, de Koning op zyn Koninklyke woord ge- 2038zworen hebbende, daar voor nooit geen pardon te zullen 2039verlenen; welke Dame als haar enigste zoon zynde, alle haare 2040vrienden liet ontbieden, die de zaak zo zwaar aan haar zoon 2041voorstelde, daar en boven, hem met gewelt in huis hielde tot 2042dat de zaak by gelegt was het welk geschiede, den zo ge- 2043naamde Baron alias munnik in een vol gezelschap verklaren- 2044de dat alles maar om korts wil was geschiet en op het ver- 2045zoek van de Baronnes en and'ere Dames, die hem daar toe 2046hadden verzogt, maar dat hy anders voor dien Ridder de 2047grootste achting had, die imand hebben kon en hem zeer 2048leed deed dat hy zulks zo qualyk op genomen had, dat hy 2049couragie genoeg had om zyn eer te verdedigen, maar dat hy 2050niet geloofde het in die zaak verschuldigt te zyn dewyl zyn, 2051intentie niet was geweest den Ridder in het minst daar in te 2052beledigen evenwel maakte den ander noch zwarigheid zich 2053te verzoenen, doch op het aanhouden, van het geselschap, 2054en het vriendelyk onthaal dat hem de Baronnes deed, hem 2055iets in het oor luisterende liet hy zich eindelyk gezeggen: 2056men dronk een braaf glaasje in het rond, en de moeder vanGa naar voetnoot+ 2057de Ridder aan welkers huis wy waren, gaf een heerlyk Cola-Ga naar voetnoot+ 2058tion, of ververzing, van allerhande fruit en allerlei zoort van 2059drooge en natte confituren. Myn Gravinnetje met eenige 2060Juffers uit de kamer gaande, zo vermoede ik dat zei op de 2061beste kamer gingen, dies sloop ik in het duister achter na, 2030 bestellen - regelen 2056 braaf - goed 2057 Colation - lichte, feestelijke maaltijd | |
[pagina 102]
| |
2062het welk van haar die licht by haar hadden niet gezien 2063wierd, ziende dat zy in een Thuin op het secreet gongen, 2064voegde ik my in dat het welk voor de mannen was, staande 2065neffens dat van de vrouwen, het was daar dat ik zeer aardige 2066vertellinge hoorde, den een zei, ja wel men mag zegge wat 2067men wil, wanneer ik op myn kamer ben, of in myn bed, zo 2068zyt my de natuur wel dat ik iets heb, dat tot gebruik van de 2069mansperzonen geschapen is, maar die eer, die eer die drukt 2070onze vrouwelyke secte, en quamen 'er geen kinderen van, zo 2071twyfel ik niet of al de vrysters zouden de eerste zyn, die het 2072aan de jongmans zoude vragen, wel is het onmogelyk zei 2073myn Gravinnetje, die wat kouwer van naturel was, hoe 2074kunt gy daar op zo gesteld zyn, het is niet langh geleden dat 2075ik in myn zalet zat, had een zwitzer zoldaat, aan een boomGa naar voetnoot+ 2076recht voor myn vengster zyn water makende de onbe- 2077schaamtheid van myn alles blood te late zien, ik zouw myn 2078hooft wel hebbe kunnen om keren, maar de nieuwsgierig- 2079heid om te weten hoe de mannen gestelt zyn, dwongh my 2080het zelve met aandagt te bekyken, maar ik die my zo veel 2081zoets daar van had verbeeld, door boeken die ik had gelezen, 2082wierd zodanig ontroerd, dat ik beefde van schrik, en zei zo 2083al de mannen zo zyn, zo zal my 'er noit geen naderen. Wel 2084weest daar niet bekommert voor Gravinnetje zei de derde 2085wy hebben een lapje fluweel dat zich wel rekt, en dan torenGa naar voetnoot+ 2086van dat dier dat veel vermaak geeft, maar al te gaauw tot 2087vrede brengt, indien gy eens in d'arme van een man had 2088geslapen, zoud gy zulks niet zeggen. Gy spreekt als ervaren 2089meisjes antwoorde de Gravinne; wel meent gy vervolgde 2090d'andere dat wy 'er spinne kops ragh voor wilde late 2091waszen, of de Caprice van onze vaders, om ons na haar zinGa naar voetnoot+ 2092uit te trouwen, af zouden wagten? geenzints men is zo gek 2093niet meer in deze tegenwoordige wereld, de man die ons 2094kryge zal, zal 'er maar meer als al te veel aan hebben. Hier 2095eindigde haar discours wanneer myn Gravinnetje het eerste 2096haar agterste op de bril van het secreet stelde, de nieuws- 2097gierigheid my dwingende, ziende een groot licht in het 2098huisje daar zy waren, zo verbeelde ik my, myn hooft door 2099de bril van het mannen secreet stekende dat ik zouw kunne 2100zien, hetgeene daar ik zo lang na had getrapt, het lukte my 2101zeer wel myn hooft daar door te krygen, maar ik kreeg niet 2075 zalet - salon 2085 toren - toorn, mog. ook verwijzing naar mann. lid 2091 Caprice - gril | |
[pagina 103]
| |
2102als een groote stank in myn neus, het licht hoger zynde, en 2103bedekt door haar lighamen, zo kon ik niets ter wereld zien: 2104de Juffers heen gegaan zynde wilde ik myn hooft weer te 2105rug trekken maar zulks was my onmogelyk ik bleef als een 2106twede hopman Ulrich met de bril om myn hals hangen, enGa naar voetnoot+ 2107zoude zekerlyk in het secreet gesmoort hebben indien kort 2108daar na geen andere Juffers hadden gekomen, dewelke my 2109hoorde schreuwen van schrik heen liepen, zeggende dat 2110iemand in het secreet versmoorde, het gansche geselschap 2111liep toe, men quam met flambouwen, en kaarzen en vond 2112my met het hooft door den bril; een lompe zwitzer, menen- 2113de my daar uit te trekken nam my by het lyf en trok my 2114zodanig dat ik meende dat myn hooft van de romp was, 2115men quam met bytels en haalde de bril die daar op vast 2116gespykert was daar af, wanneer ik daar mede tot spot van 2117ieder een als een kraag om myn hals bleef pronken; daar na 2118moest dat houd noch gespleten worden, waar by geen eene 2119Juffer tegenwoordig wilde zyn, zich verbelende dat ik van 2120het hooft tot de voeten met drek was; het gelach dat 'er in 2121het gezelschap was, kan niet beschreven worden: zo draa ik 2122van den bril verlost was, liet ik my in een koets na huis en 2123na bed brengen, den hospes my zo deerlyk toegestelt ziende 2124vroeg te vergeefs, als mede aan de Baron wat my scheelde, 2125hy kreeg geen antwoord en de munnik schoon ik zo veel 2126pyn had kon zich niet onthouden van laggen, maar myn 2127smert meerderde noch meer, want ik smorgens in myn 2128knegts handen zach, dat een lompe jonge was, niet wetende 2129dat zulks my gelde, een gedrukt lietje, daar de Graaf, met 2130een bril van het secreet om den hals stont, en langs de 2131straaten van Orleans wierd gezongen, ik meende razende dol 2132te worden, en wilde aanstonts vertrekken, maar onze mun- 2133nik was noch al te veel op zyn Baronnes verzot, daar en 2134boven zei hy my, dat myn gezontheid het noch niet toe en 2135liet, my op reis te begeven, maar belovende binne veertien 2136dage alles te zullen doen, wat ik hem voor zoude stellen, 2137waar op ik my te vrede stelde, niet uit myn kamer gaande. 2138Maar onze Baron alias munnik had beter gedaan myn raad 2139te volgen, en uit de stad te vertrekken, want weinige dagen 2140verliepen 'er dat een donderbui hem trefte, die ons byna in 2141groot gevaar had gebrogt, want weder in een gezelschap met 2106 hopman Ulrich - verwijzing naar het derde bedrijf van J. van Paffenrodes klucht/blijspel Hopman Ulrich, of de bedrogen gierigheid. In elk geval tussen 1670 en 1711 werd het stuk verschillende malen uitgegeven. | |
[pagina 104]
| |
2142zyn valsche stenen een somme gelds winnende, wilde het ge- 2143val dat 'er een in het gezelschap was, die tegenwoordig was 2144geweest, wanneer wy daar over te Parys zo mishandelt wa- 2145ren geworden, ja zelfs in hegtenis gebrogt. Dat gerugt ver- 2146spreide wel haast door het gezelschap, zo dat de arme 2147Graaf meer handen op zyn bakhuis kreeg, als hem dienstigGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 2148was, de rotting slagen die vloogen, dikker als hagel stenen opGa naar voetnoot+ 2149zyn rugh, doch by verscheide Edellieden om zyn geestig 2150huumeur bemind zynde, wierd hy noch ontzet, en voor half 2151dood t'huis gebragt, maar het geen dat noch het argste was, 2152dat men aanstonts twee schildwagten voor het logement 2153zette, uit ordre van den Procureur van den Koningh, met 2154arrest op onze Perzonen, en ordre aan den hospes, op ons 2155acht te geven, en voor ons te verantwoorden, tot nader 2156order. De beschuldiging van valsche speelders, en daar over 2157te Parys in hegtenis gezeten te hebben, was oorzaak, dat 2158men daar van onderzoek wilde doen, maar dewyl zulks te 2159Parys niet had kunne bewezen worden, zo quamen 'er brie- 2160ven tot ons voordeel, en wy wierden uyt ons arrest ontsla- 2161gen, doch wy vonden niet goed een ogenblik langer in die 2162stad te blyven, maar vertrokken s'anderen daags, zonder van 2163iemand afscheid te nemen, te water na Nantes in Bretagne, 2164welke reis wy met veel vermaak deden, hebbende in ons ge- 2165zelschap een Capucyner munnik dat een zeer zoet een aan-Ga naar voetnoot+ 2166genaam, en niet minder verstandig man was, en twee Non- 2167netjes van de Ordre van S. Claire, dewelke ses weeke voor deGa naar voetnoot+ 2168vasten vrydom hebben, van door geheel Vrankryk vry voor 2169haar klooster te mogen omgaan komende vry op alle 2170kamers, en in alle gezelschappen en herrebergen, zynde 2171altyd twee in 't getal een oude met een schone jonge Non, 2172gelyk wy ook in ons vaartuig hadden. Onze Graaf had deGa naar voetnoot+ 2173jonge Non zo gaauw in het oog niet gekregen, of zyn 2174weeldrig vleesch begon hem te prikkelen, zich voegende 2175aanstonts nevens haar zeide, zy waren het aanstonts eens, 2176van malkanderen in de aanstaande nagt vergenoeging te zul- 2177len geven, dewyl als dan de schuiten aanleggen, en gemeen-Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 105]
| |
2178lyk aan herrebergen, daar maar eene kamer voor de vreem- 2179delingen te geven is, drie a vier ledekante op eene kamer 2180zynde; zo draa waren wy in de herrebergh niet, of de oude 2181Non vroeg na een aparte kamer voor haar, en voor haar 2182suster, zo noemen zy malkanderen, maar de Waardin ant- 2183woorde haar zeer bits, zeggende ja suster, die hebbe wy 2184expres voor u gehoude, alleen om dat wy weeten dat gy 2185ieder, met een God zegent u, s'anderen daags uw gelag 2186betaalt, maar daar kunnen wy Konings lasten niet van beta- 2187len, de vrye kamer die wy hebben is voor de heren, gy kunt 2188met de pater Cappucyn in het hooi gaan leggen. Onze zo ge- 2189noemde Baron vroeg hoe veel ledekante dat 'er op de kamer 2190waren, daar zyn 'er drie, Myn Heer antwoorde de Waardin, 2191dan kunne d'Eerwaardige susters op onze kamer haar rust 2192nemen, en aan onze tafel spyzigen als mede d'eerwaardige 2193Pater, haar verder verzekerende, dat haar het minste leet 2194niet zoude geschieden, waar op de Waardin ons, in het oor 2195beet zy zyn voor geen klyn gerugje vervaart, zy zullen langerGa naar voetnoot+ 2196om hoog, als gy Heer om laag kyken, en noch altyd na meer 2197gapen, hoe groten brok gy haar ook geeft, dat volk neemt al 2198onze clandizie weg, want menich eerlyke waardin, zouw van 2199een fatzoenlyke ryziger, by wylen noch een streek van 2200Adams roede krygen, indien die gulsige Nonne zulks niet opGa naar voetnoot+ 2201snapte, want noit zyn 'er schuiten of daar is altyd van dat 2202gespuis op; dit zei zy ons stilletjes, my by de hand drukken- 2203de, wy geleide de Nonnetjes na de kamer daar wy haar ieder 2204een stoof met vuur dede geven, en ordonneerde de Waardin 2205voor haar alle achting te hebben, dewyl het van onze kennis- 2206se waren, zulks was genoeg om haar te doen zwygen, men 2207diste ons heerlyk op, in patryzen en snippen, de welke in 2208dat land in overvloed zyn, wy dronken ook niet minder een 2209glaasje; eindelyk gonge onze Nonnetjes, eerst na bed, ver- 2210zoekende dat wy voor een moment uit de kamer wilde gaan 2211op dat zy de vloon die zy in hare hembde gevoelde met 2212gemak mogte vangen, het welk wy deden maar de GraafGa naar voetnoot+ 2213alias munnik, niet kunnende dulden, liep de trappen welGa naar voetnoot+ 2214gaauw weder op, kykende door het sleutel gat zag hy de 2215jonge Non moeder nakent, zoekende in haar hembt de 2195 voor geen klyn gerugje vervaart - staan voor niets 2200 op snapte - opslokte 2212 de Graaf alias munnik - lees: Baron 2213 niet kunnende dulden - geen geduld kon opbrengen | |
[pagina 106]
| |
2216vloojen die daar als mut in waren, hy quam my roepen opGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 2217dat ik daar ook deel aan mogt hebben, doch ingenoomen 2218met een genegentheid voor de waardin dat een jonge vrouw 2219van twe en twintig jaar was, zeer fraai en wel besneden, zo 2220had ik daar juist geen groote trek toe, evenwel om hem te 2221vergenoegen, zo deed ik zulks, en moet bekenne dat het een 2222schoon lighaam van een vrouws persoon was, ik wenste myn 2223Confrater veel vermaak met haar, en gong na om laag: hy zei 2224my in het bene gaan, dat d'oude Non niet had wille toe 2225staan, dat hy van de jonge Non de minste gunst zouw genie- 2226ten voor en al eer zy eerst een bert had gehad, voegende 2227daar by dat hem zulks eizelyk tegen stond: zeit gy dwaas 2228antwoorde ik by nacht zyn alle katte graauw, bont is bont 2229en ruig is ruig, verbeeld u dat het de jonge Non is, daar mede 2230scheide ik van hem af en ging na de waardin, die zich gereed 2231maakte om na bed te gaan, en alles tot de minnestryd gereed 2232te maken, daar niet veel tyd toe van noden was, in het voor- 2233by gaan zach ik onze Pater Capucyn die zyn handen in de 2234boezem van de meid had, en met malkanderen over een 2235quamen, om ook t'zame te koojen, gelyk zy deede, zo dat 2236alles daar gebaart was, de Baron alias munnik dubbel deelGa naar voetnoot+ 2237hebbende; ik wierd van myn waardinnetje zeer aangenaam 2238omhelst doch my verbelende dat ik d'eerste niet en was aan 2239wien zy die gunst toestont, maar aan alle reizigers die daar 2240een drie gulde aan wilde wagen, deed my zulks veel minder 2241achting voor haar hebben, niet te min, deed ik myn zaken 2242na behoren, waar in zy toonde meerder vuur en beweging als 2243ik zelfs te hebben, ja weinigh scheelde het of het merretje 2244smeet my uit den zadel, maar in het beste van ons spel, wierd 2245'er met groot gedruis aan de deur geklopt, iemand roepende 2246in de fransche taal voor den henker doet de deur open of ikGa naar voetnoot+ 2247loop die met de voeten op, ik steeg uit den zadel myn waar- 2248dinnetje met een bevende stem my zeggende och! daar is 2249myn dronke beest van een man, ik had hem van nacht niet 2250t'huis verwacht neemt gaauw uw kleeren en gaat na uw 2251kamer, ik liet my niet lang bidden, maar in het opkomen 2252van de trap iemand vindende die de voorrang met my be- 2253disputeerde, stieten wy den een den ander, maar ik de sterk- 2254ste zynde hoorde ik dat hy met zyn mond de trappen kuste, 2216 vloojen - vlooien als ww., ook: coïteren 2216 als mut - in groten getale 2236 gebaart - verm. gepaart, in paren 2246 voor den henker - voor de duivel | |
[pagina 107]
| |
2255ik verloor onderweeg, myn kouzen en schoenen, doch raak- 2256te evenwel aan de kamer deur, roepende, oh vriend doet 2257gaauw open, of ik ben verlooren! weinich scheelde het, of ik 2258was op het til geknapt. De Baron stont tusschen zyn twee 2259Nonne van daan, en deed de deur open, wanneer die geen 2260dewelke den opgangh van de trap met my bedisputeert had, 2261ook binne quam, hetwelk den goede vader Capucyn was, die 2262als een run bloede, hebbende twee tandens uyt zyn mondGa naar voetnoot+ 2263gevallen, en zyn lippen waaren als kuszens. De oude Non 2264zulks horende meende zich te bepissen van laggen, zeggende 2265die Eerwaardige moest jong vlees hebben, maar had, hy zyn 2266Eerwaardigheid in onze Nonnelykheid geplaast zo zouw hy 2267zo niet gebeten zyn geworden, want ik heb geen tanden 2268meer; daar op schaterde zy weer van laggen, dat de Capu- 2269cyner munnik razende dol meende te maaken, tot alle 2270geluk had de Baron eeu vuurslag dies stak hy licht op, en leiGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 2271een doek met brandewyn op de mont van dien goede pater 2272die onder zyn kermen dus uitvoer. Elendige als ik ben, om 2273eens in de tien jaren dat ik van myn grond ben geweest, 2274moest ik zo elendich te pal komen? welke woorden van deGa naar voetnoot+ 2275Nonne gehoord zynde, uitschaterde in laggen, zeggende, dan 2276is het geen wonder zo gy de weg niet weet te vinden en uw 2277bek aan stuk valt, wacht nu noch eens tien jaren, en dan 2278weer van uw grond gaande, zo kunt gy met eere den hals wel 2279breken; het laggen zou by ons niet op gehouden hebben, 2280indien wy om laag niet een eiselyk geschreeuw hadden ge- 2281hoord, de waard zyn vrouw by de haren van het bed haalen- 2282de dewelke moord en brand en om hulp schreeuwde, maar 2283wy vonde niet geraatzaam, ons met die stryd te bemoeyen, 2284in tegendeel zo dede wy ons kamer wel van binnen toe, ons 2285in staat stellende van des noots zynde, zich wel te verdedi-Ga naar voetnoot+ 2286gen. Maar na dat het een quartier uurs geduurt had scheen 2287het dat alles in een diepe slaap raakte, wanneer ik het licht 2288nam, en myn dege onder den arm, het goed dat ik had aan 2289de trap late vallen stilletjes gong halen; de Baron voegde zich 2290weer in het bed tusschen zyn twee Nonnen, ik in het myne 2291maar de Capucyn had genoech te doen, met zyn mont gesta- 2292dig met brandewyn te wassen. Nauwelyks waren wy een 2262 run - lees: rund 2270 eeu - lees: een 2270 vuurslag - stalen werktuigje om vonken uit een vuursteen te slaan 2274 te pal komen - in moeilijkheden raken 2285 van des noots zynde - als het nodig zou zijn | |
[pagina 108]
| |
2293weinig in rust, of de schuitevoerder quam ons oproepen, om 2294te vertrekken, wy klede ons alle aan, het morgen onbyt en 2295provisie in de schuit genomen hebbende, betaalde wy het 2296gelag en voeren heen, doch indien ik hier het verwyt dat de 2297Capucyner munnik in de schuit zynde aan de Nonne deed, 2298en de Nonne weer aan zyn Order, zo had ik wel een heleGa naar voetnoot+ 2299foliant nodig; ik zal alleen maar zegge, dat de woorden zoGa naar voetnoot+ 2300hoog liepen dat d'oude Non, de Capucyner munnik in het 2301gezicht vloog, en hem elendig toestelde, waar na wy rust 2302hadden; wederom 's nagts aan een herreberg komende, gaf 2303de Baron my de jonge Non over, zeggende dat hy nooit zo 2304veel vermaak had gehad, als met die oude Non, die van 2305vreugde op het minste spronkje dat zy van het minne vuur 2306gevoelde bezweek, ik was zeer verheugt dat hy zodanige 2307verkiezing deed, want schoon ik wel eens nieuwsgierig was, 2308te weten, hoe zich zo een oude totebel mogt houwen, wan- 2309neer ze op haar verroeste rooster, een ent worst krygt zo 2310wilde ik evenwel niet gebonden zyn, met haar den dans te 2311moeten doen, en op die wys vervorderde wy onze reis tot 2312Nantes in Bretagne, een Provincie aan Vrankrijk toebeho- 2313rende alwaar wy van malkanderen afscheid namen; de 2314Nonne ons haar klooster genoemt hebbende, dat twee uuren 2315buiten de stad was, zo beloofde wy haar te komen zien, de 2316Capucyner monnik smeekte ons, alles wat voorgevallen was 2317geheim te willen houden, dat hy voor zou geven in zyn 2318klooster komende van de struikrovers zo te zyn mishandelt 2319geweest. De Nonne maakte ook de vrede met hem, het welk 2320zy den een voor den ander om eers halve niet voor by kon- 2321nen. Wy vernamen na de beste herreberg daar wy gongen 2322logeren, maar ik moet zeggen dat de schaar daar wel mogtGa naar voetnoot+ 2323uithangen, in plaats, van dat men die herreberg de kleine 2324stal noemde, wy vonden daar verscheide arme Fransche 2325Ridders, die met het kruis van S. Louïs pronkende, geenGa naar voetnoot+ 2326duit in haar zak hadden, maar wel zemelen in haar buik, zy 2327wisten, ons ziende, wel van gelt voorzien niet weinig te | |
[pagina 109]
| |
2328strelen. Alle morgen hadden wy 'er een stuk of vier die ons 2329quamen groeten, haar dienst op offerende, om ons alles dat 2330het fraaiste daar was te laten zien, als mede ons, in de voor- 2331naamste gezelschappen in te leiden, 't geen wy beleefdelyk 2332aannamen, en tot erkentenis haar het middagmaal gaven, het 2333was een plaizier die arme uit gehongerde Ridders te zien 2334eten, men hoorde haar over de gansche maaltyd geen een 2335woord spreken. Doch wy vonden in die stad weinig liefheb- 2336bers van spelen, het geen ons deed besluiten met d'eerste 2337gelegentheid na Holland over te steken, te meer dewyl de 2338Vrouwelyke secte aldaar, ons niet veel behaagde, want 2339schoon zy redelyk fraai zyn, zo zyn zy oplopent van bloed,Ga naar voetnoot+ 2340dat wanneer het minste in haar hooft van wyn of andere 2341drank hebben, geen zwarigheid zoude make om iemant met 2342een mes verradelinks te keer te gaan, welke faut, men gene- 2343ralyk zo mannen als vrouwen van die natie, toe schryft, wy 2344maakte accoord met een schipper die zout quam laden, en 2345te Middelburg in Zeland moest lossen. De wind voordelig 2346wajende, gonge wy scheep, en waren zonder het minste 2347perykel op zee uit te staan, in veertien dage te Middelburgh, 2348alleen hadde wy op de reis een loze allarm gehad, want eer 2349dat wy in het Canaal liepen, had de schipper een matroos 2350boven in de mast doen klimmen, dewelke riep dat hy twee 2351schepen zag, die koers op ons maakte en dat hy niet en twy- 2352felde of het waren Turken, met eene was het allarm overGa naar voetnoot+ 2353het gansche schip, men haalde al de zeilen by die men maar 2354krygen kon, de nagt aan komende gongen wy op die wys 2355koers, 's anderen daags, wierden 'er die schepen niet meer 2356gezien. Wy hadden zo dra onze voeten niet aan land of ons 2357docht een heel aangenamer reuk van lucht te ruiken, en 2358spronge van blyschap op, uit Vrankryk verlost te zyn, wy 2359telden doen eens wat ons zuiver capitaal was, dat wy bevon- 2360den te zyn, twintig duizent gulden het welk een onnoemlyk 2361capitaal voor ons dagt te zyn, zo verbeelde wy ons dat wy 2362binne korten tyd groote Heren zoude zyn, en koets en paar- 2363den houwen. Ik schreef aanstonts na Amsterdam, aan myn 2364bruinetje, haar tyding gevende dat ik in Middelburg was, en 2365haast te Amsterdam meende te zyn, maar schoon ik reets 2366twee a drie brieven had gekregen zo vernam ik geen de 2367minste tyding, het geen my deed denken, dat zy zekerlyk | |
[pagina 110]
| |
2368dood zoude moete zyn. Na eenige tyd uitgerust te hebben 2369gonge wy buiten Middelburg wandelen, daar wy twee 2370Zeeuwse boerinnetjes vonden, die ons zo fraai in het oog 2371geleeken, dat wy ons niet onthouden konden van haar voor 2372te slaan of zy met ons een nagje uit haar kleeren wilde gaan, 2373zy sloegen de koop toe, op die conditie, dat wy in hare 2374huizen, zoude komen hare mannen in zee zynde, om te 2375visschen het geen wy deden. Men at en dronk daar, van het 2376geen zy hadden, waarna wy te kooi gongen schoon het noch 2377klaar ligten dag was, ieder by de zyne, en in een byzonder 2378huis, maar de mannen eerder als de vrouwen gedocht had- 2379den t'huis komende, de voor deur toe vindende quamen van 2380agteren in, vonden ons in de armen van hare Vrouwen in een 2381diepe slaap rusten. Zy maakte geen het minste gewagh, maar 2382eenige boere van haar buuren gehaalt hebbende, quamen zy 2383wederom, en ik zach my in een ogenblik van vyf ses van die 2384vlegels gegrepen, die my alles wat ik aan het lyf had, aan 2385stukken rukte, en handen en voeten bonden, het zelfde ge- 2386schiede aan de Baron alias monnik, hoewel wy doe die titels 2387niet meer en namen, onderwyle dat die arme Vrouwtjes haar 2388de hairen uit haar hoofden trokken en een gekerm maakte, 2389dat men het een quartier uurs ver zou kunnen gehoord heb- 2390ben, wat straf dat zy van haar wrede mannen ontfangen hebben, 2391is my onbewust, maar wy wierden met ons beide aan de zeekant 2392gebragt daar zy twe palen in de grond sloegen, en ons daar aan 2393bonden, waar na zy met ende van touwen ons bont en blaauw 2394sloegen onze klederen aan de voet van de paal leggende; ik kon 2395die smert niet uitstaan zonder styf van myn zelfs te blyven, ja 2396zonder de minste kennis. Eindelyk wederom een weinig beko- 2397men zynde zei ik tegen de Baron, wy staan hier aardig te pron- 2398ken, ja, zi hy, de Zeeuwen hebben zo doende koddige vuurba- 2399ken, quamen 'er nu wat barmhertige Vrouwluiden, die ons hier 2400van daan verlosten; een ogenblik daar na zagen wy een Rotter- 2401dammer schuit, wy schreeuwde wat wy schreeuwen konnen. 2402De schipper liet zyn anker vallen, maar hy kon aan de wal niet 2403komen doch twe varends gezellen kleden haar nakent uit, en 2404zwommen na ons toe, en verlosten ons; zy vroegen ons te ver- 2405geefs wie ons zo mishandelt had, wy droegen wel zorg, van de 2406regte oorzaak daar van te melden, alleen zei wy dat het moed- 2407willige Engelsche matrozen waren geweest, waar op d'andere 2408weer na haar schip zwommen, wy bedankte haar met d'uiterste 2409harts betuiginge, en indien wy geweten hadden, dat die boeren 2410ons geld niet hadden genomen, gelyk wy daar na bevonden, zo | |
[pagina 111]
| |
2411zouden wy haar een goede vereering gegeven hebben. Wy kle- 2412den ons aan, schoon het vel ons van het lighaam was gescheurd, 2413een zeker instrument dat oorzaak van onze onheile was zodanig 2414mishandelt, dat wy meende dezelve nooit meer te zullen 2415kunnen gebruiken, wy ginge langs het strand, tot dat wy uit 2416het gezigt van die boeren haar woning waren, wanner wy 2417wederom de weg van Middelburg, zogten, die gevonden 2418hebbende quamen wy in het donker in onze herreberg, eer- 2419der na doden als levende menschen gelykende, wy gongen 2420na onze kamer, latende oly en wyn komen, waar mede wy 2421onze quetzuren waste, het zelve agt dage gecontinueert heb- 2422bende, bevonden wy ons in staat om de reis na Rotterdam 2423aan te nemen; wy huurden een schuit voor ons alleen, ver- 2424vloekende die boeren, ja al de Zeeuwen, schoon die aan ons 2425ongeval onschuldig waren. Eindelyk wy quamen te Rotter- 2426dam gelukkig aan land, ik zwoer by myn zelfs dat nooit 2427Vrouwsperzoon hoe schoon zy ook weze mogt, my zou be- 2428koren, dewyl zy oorzaak van al myn ongelukken waren, wy 2429gonge in plaats van in een herreberg aan het huis van een 2430voornaam Chirurgein, die wy om een kamer vroegen, het 2431welke hy ons geerne vergunde, zich inhelende dat wy een 2432heel andere ziekte hadden, wy openbaarde hem alles waar 2433op hy zyn konst aan ons te werk stelde en binne zes weke 2434tyd weder herstelde zonder het minste letzel te hebben. Wy 2435beloonde hem rykelyk, en vertrokke na Amsterdam, daar ik 2436zeer verlangde om te zyn, alleen om tyding van myn 2437bruinetje te hebben, maar zo gaauw had ik myn voeten niet 2438binnen de poort gezet, of d'eerste die ik te gemoet quam, 2439was de vent die my de Chaize had verhuurt, doen ik daar 2440mede na Parys was vertrokken, zonder hem daar kennis van 2441te geven, hy had my als een gaauwdief in de couranten laten 2442zetten, zo dat, my nu vindende, die prys niet wilde laten 2443glippen. Ik zei hem geen gerugt te maken, dat wy met hem 2444aan zyn huis zoude gaan, en rykelyk betalen, hy liet zich ge- 2445zeggen, en ik hiel myn woord hem gevende vyf hondert gul- 2446dens aan goud, waar voor hy my bedankte, zeggende op die 2447voet altyd wel chaizes te willen verhueren. Ik had aan onze 2448Baron zo veel opgegeven aan myn Bruinetje dat hy van be- 2449geerte brande van haar te zien, ons goed latende kruien na 2450de kamer daar ik haar had gelaten hoorde ik van de bueren, 2451dat zy na myn vertrek met een Italiaander had huisgehou- 2452den, waar by zy twe kinderen had gehad, en met hem te 2453scheep, na zyn land was vertrokken, zo dat wy genootzaakt | |
[pagina 112]
| |
2454waren, in een voornaame herreberg te gaan logeren, tot dat 2455wy andere gelegentheid vonden. Na een dag a twe uit gerust 2456te hebben, vernam ik dat myn moeder van een ziekte ge-Ga naar voetnoot+ 2457storve was, die ik niet goed vinde hier aan te halen, maar 2458dezelve is in Spanje zeer gemeen, myn Ooms hadden al haar 2459goed om myn deugt, en myn moeders deugt aan de Armen 2460huizen gemaakt, ik stae toe dat het een heerlyke zaak is, zo- 2461danige huizen te bedenken, maar dat men ieder een te kort 2462doet en dan meent den Hemel te kopen, met zyn goed aan 2463de armen te maken dat weet ik niet of juist, in d'andere 2464wereld, wel opgenomen zal worden. Altyd ik was hier in 2465myn mening niet weinig bedrogen; wy lieten dan gelyk ik 2466reets heb gezegt de naam van Baron en Graaf varen, maar ik 2467liet my na het voorbeeld van meer anderen, dewelke wan- 2468neer enig geld gewonnen hebben zich verhelen dat haar eige 2469naam haar tot een schande strekt, schoon eerlyke ouders 2470hebben gehad, noemen de Heer van drie spykers, voorge- 2471vende dat myn Hofstede in Gelderland lei. Myn Confrater 2472liet zich noemen, de Heer van Vergezigt, zich verbelend dat 2473hem die naam met regt toe quam om dat doen hy van de 2474boere in Zeland, aan een paal gebonden was geweest, een 2475ver gezigt genoeg had. Ik gong met hem door Amsterdam 2476om alles te laten zien, op een saterdag met hem op de Kei- 2477zers graft wandelende, deed ik hem opmerken de schone 2478gebouwen die daar zyn, maar hy antwoorde, het is jammer 2479dat aan zulke schoone huizen, zulke lelyke uit hang borden 2480zyn, waar zyn die vroeg ik, ik zie 'er geen, ziet dan eens 2481vervorderde hy, al die dienstmeiden op die hoge stoepe, de 2482vloer agter uit dwylende, een uur in haar agterste laten zien, 2483ik heb met aandagt opgemerkt dat van tien geen een, een 2484broek aan hebben, en schoone beschilderde, en bestruifde 2485hemden laten zien zonder te spreken van het andere dat 2486men makkelyk kan zien, dit zeggende, waren wy 'er voor 2487een die bemerkende dat wy haar onder de rokken keken 2488'er een uit haar stink roer liet vliegen, als of het een kanonGa naar voetnoot+ 2489schoot was geweest, vergezelschapt met een yselyke stank, 2490het geen de Heer Vergezigt nootzaakte van te zeggen, wat 2491vervloekten stank is dat, dat is de reuk van het Moffenland, 2492antwoorden zy, en zulks is om dat wy met de zwoorden van 2493spek worden groot gemaakt, dan zyn wy hier gekke | |
[pagina 113]
| |
2494menschen zei ik, dat wy de Moffen en Moffinnen tot heren 2495en juffrouwen maken, dewyl zy ons land, door haar vieze 2496reuk vergiftigen. Verder gaande kon ik, het niet verdouwen, 2497dat hy my had gezegt, dat het jammer was, dat aan zulke 2498gebouwen slegte uithang borde waren, waarom ik hem 2499vroeg, of hy niet wel meisjes had zien dwylen, die een ziek 2500mensch levendig zouden maken. Ook al zei hy, ik heb 'er ge- 2501zien met rooije kousjes aan die de vloer sylde maar dat stontGa naar voetnoot+ 2502haar zo knaphandig ter hand dat men wel kon zien, dat zy 2503wat anders beter zouden behandelen, haar blote billen op 2504die wys vertonende, zouw ik oordelen dat het gene zy laten 2505zien, zekerlyk te huur was; daar kan ik u niet van zegge zei 2506ik, maar die meisjes kunnen in de hitte geen broeken aan 2507velen, te meer dewyl 'er onder zyn, die haar heeren moeten 2508ten dienst staan die geen verhindering willen velen, niet te 2509min willen de vrouwen dat zy de vloer schrobben. HyGa naar voetnoot+ 2510verzogt my, ook hem in enige mothuizen te brengen, maar 2511ik antwoorde hem dat die uit geroeid waren, doch dat ik 2512hem in eerlyke huizen of die daar voor te boek stonden 2513zouw brengen daar men geryft kon worden voor zyn geld. 2514Hy was niet weinig verwondert, wanneer ik aan een huis, dat 2515uiterlyk scheen van eerlyke luiden bewoont te worden, bel- 2516de, de deur door een meid open gedaan zynde, wierde wy in 2517een achter kamer gebrogt, die op een thnin uitzag, heerlykGa naar voetnoot+ 2518gemubleert, wel ik denk immers niet zei hy my, dat hier iets 2519te doen is? zekerlyk wel antwoorde ik, met eene quam ma- 2520maatje voor den dag springen, met een hangende japon, 2521diamante om haar hals, uitgedorst als een van de rykste 2522vrouwen, vragende wat 'er van de Heren haar dienst was? ik 2523die wel wist hoe de zaken toegingen, zei Mama wy wouden 2524wel een Juffertje hebben, aanstonts myn kinderen ant- 2525woorde zy, ik heb 'er aan de hand, die maar engel achtigGa naar voetnoot+ 2526zyn, daar en boven kunt gy in alle gerustigheid te werk gaan, 2527gy zyt hier in een eerlyk huis, en hier komen niet als fat- 2528zoenlyke Heren, maar gelyk gy weet vervolgde zy, de prys 2529is een ducaatje, daar hebt gy een meisje voor tot u dienst, 2530en een flesje wyn, dat gy dan daar bove commandeert moet 2531gy meer betalen, en de meid, gelyk gy weet krygt een stui- | |
[pagina 114]
| |
2532vertje; wy zien daar zo na niet op zei ik, laat ons maar watGa naar voetnoot+ 2533goets halen met eenen wierd de myd, uitgezonden, die aan 2534de naaste schoenlapper de order van haar Juffer overgaf. DeGa naar voetnoot+ 2535meid zo gaauw weer om zien komende, zei ik meisje daar 2536hebt gy al gauw geweest, myn Heer antwoorde zei, ik heb de 2537schoenlapper gezegt, wat voor Juffrouwen hy halen moet, 2538dat volk zyn nu groote Heren, en winnen zo veel geld als zy 2539willen, want handelen niet als in die makelary, en een meisje 2540die geerne een stuivertje onder de man verdienen wil, hoeft 2541maar by een schoenlapper te gaan, en zegge waar zy woont, 2542hem belovende wel te belonen, zo zal zy niet lang op stok 2543zitten. Wy vertoefde niet lang of daar quamen twe zoete 2544Engeltjes daar de Heer Vergezigt 'er een van na zyn zin uit- 2545koos, dewyl ik hem die eer liet als zynde in myn geboorte- 2546plaats en hy een vreemdeling, na een weinig gepraat gelaggen 2547en gestoeit te hebben, wierd ons voor ieder een kamertje 2548aangeweze, daar niet anders als een rust bed, een tafel en 2549twe stoelen op waren, na dat wy daar met die huur 2550merretjes geweest hadden, gongen wy in den thuin wande- 2551len, geen schaamte hebbende of andere die om het zelfde 2552oogmerk daar quamen, ons zagen, of niet, wy hoorde de 2553bel al dikwils gaan, het geen dan weder klanten waren. Den 2554avond gekomen zynde, zo quam Mamaatje by ons, vragende 2555of wy wel vergenoegt waren? waar op wy ja antwoorden, 2556ons verder vragende of wy het avondmaal daar wilde hou- 2557den, en met het gezelschap dat 'er in huis mogt wezen eeten, 2558dat zulks door een Heer die nieuwsgierig was om te weten, 2559wie 'er al wezen wierd voorgesteld, als zynde alle menschen 2560die om het zelfde doelwit te bereiken daar waren, voegende 2561daar by, dat zy dezelve vraag, aan alle d'anderen al had ge- 2562daan, zie zulks toegestemt hadden. Wy antwoorden haar, 2563dat wy daar ook mede te vrede waren, waar op zy hene gong 2564zeggende gy zult Koninglyk getracteert worde, en niet meer 2565als drie gulden voor ieder hooft betalen; het uur van de 2566maaltyd gekomen zynde wierden wy door de meid geroe- 2567pen, en gebrogt in een grote zaal daar een tafel heerlyk toe- 2568bereid was, maar weinig scheelden het of in plaats van vro- 2569lyk te wezen, zouw het op een bedroeft Treurspel hebben 2570uitgedraaid, want het gansche gezelschap in de zaal zynde 2571zach men de aangezigte aanstonts veranderen en als doden | |
[pagina 115]
| |
2572besterven, den een vond daar zyn suster met een figuur,Ga naar voetnoot+ 2573de twede zyn vrouw, de derde zyn beloofde bruid, ieder 2574een, geen andere woorden, kunnende uitbrengen als te zeg- 2575gen, had ik gedogt u hier te vinden, en ik u antwoorden 2576den andere tot haar verschoning, maar wat raad? men over- 2577lei dat het beste was, stil te zwygen, dewyl de faut aan 2578weerskante was, wy waren allenig van berisping vry, niet te 2579minder was de broeder van d'eene Juffer daar tegenwoor- 2580dig, en die gene die ik gebruikt had, haar man, maar de man 2581kon zyn vrouw niet beschuldigen, omdat hy zelfs met een 2582hoertje aan zyn zeide was: gaat het hier op die wys toe, zei 2583de Heer Verziende zo hoeft men niet te vragen waar de 2584huishoudens van geruineert worden, en de publique hoeren 2585zyn ongelukkig dewyl eerlyke burger dochters en eerlyke 2586vrouwe of die daar dan voor gaan zulks beginnen waar te 2587nemen, schoon 'er heerlyk eten was, en kostelyke wyn, was 2588'er evenwel weining vreugt, men zach een schaamte op 2589ieders wezen, en het laggen dat men deed gong niet verder 2590als de lippen, maar zulks was voor ons, die daar by niet 2591geinteresseert waren, een zeer aardige Comedie en Mamaatje 2592had wel gewilt, ieder in het particulier gelyk zy gewent was 2593te doen, gehouden te hebben als al het gezelschap by mal- 2594kanderen te roepen, want het gezelschap gescheiden zynde, 2595zo hoorde wy enige dage daar na, dat 'er zodanige disputen, 2596en processen uit waren voortgekomen, dat Mamatjes huis 2597bekent geworden zynde, voor zonne opgang had moeten 2598verhuizen, uit vrees van in de groote Kooi te geraken, wy 2599konnen ons niet onthouden, van weke lang daar na wan- 2600neer wy daar van quamen te spreken, over dat voorval te 2601laggen, maar ons gelt dagelyks beginnende te verminderen, 2602zonder dat daar iets by quam, namen wy voor ons oude 2603handwerk weer aan te vangen, het welk het spelen was, en 2604wel voornamentlyk op alle vreemdelingen te passen, om die 2605in ons net te krygen, waarom wy dikwils een reisje heen en 2606weer na Uitrecht dede, na den Haag, na Leiden, om 2607gelegentheid te vinden van met vreemde Heeren in de schui- 2608ten of postwagens kennis te maken, die wy alle in onze 2609herreberg brogten, en wanneer wy 'er kregen die tot spelen 2610gezint waren, die plukte wy zodanig, dat 'er naauwlyks zo 2611veel overig bleef, dat hy zyn gelag kon betalen, dog daar | |
[pagina 116]
| |
2612stonden wy altyd by den hospes voor in, die ons van d'ande- 2613re kant weder de hand bood. Maar gelyk zodanige manier 2614van leven niet altyd duren kan, zonder dat het geluk draaid, 2615zo gebeurde het dat wy op zekere tyd, menende vreemde- 2616lingen en onwetende voor te hebben, zodanig in onze menigGa naar voetnoot+ 2617bedrogen waren, dat wy op eene avond meer als tien duizent 2618gulden verloren, en in die week het resterende van ons 2619capitaal. Daar en boven wierden wy zo bekent, dat niemand 2620meer met ons te doen wilde hebben. Alleen was ons nog 2621overig duizent gulden, het geen ons noodzaakte onze knechts 2622heen te zende. De Heer Vergezicht stelde my voor met hem 2623na Duitschland te gaan, waar toe ik niet besluiten kon, my 2624verbelende dat het genoeg was, om ongelukkig te zyn, in 2625vreemde landen te wezen, zo dat wy van malkanderen schei- 2626de, hy zyn reis na Duitschland nemende, zonder dat ik ooit de 2627minste tyding van hem heb gehoord, ik nam in een klein 2628kroegje myn intrek, daar ik gelegentheid vond, van dikwils 2629met de kaart vry gelag te winnen, op die wys my zeer zober- 2630lyk generende. Doch evenwel behield ik al myn kleren enGa naar voetnoot+ 2631linnen, het geen my nog eenig aanzien gaf, eindelyk het 2632geluk my nog niet geheel willende verlaten. By geval te 2633Uitrecht zynde in een herreberg, raakte ik met een Duitsche 2634Baron aan het spelen, en wist het zo wel te draaijen, dat ik 2635hem vyf duizent gulden aan goud af won, en zyn goud hor- 2636logie. Ik beloofde hem 's anderen daags revensie te geven, 2637maar ik vertrok met d'eerste schuit na Amsterdam, veranderende 2638aanstonts van herreberg; ik had myn oog laten vallen op een 2639jong weeuwtje, die ik wist dat ook wel een duizent gulden 2640of zes had, zo dat ik voornam acces by haar te verzoeken,Ga naar voetnoot+ 2641het welk zy my toestond. Op zekere dag met haar na Haar- 2642lem reidende, had ik het ongeluk van onderweeg, twee 2643varens gezellen te vinden, die ook ieder op een chaize zaten, 2644dewelke dicht by ons zynde, zeide jonker stapt of, dat 2645hoertje moeten wy hebben, zodanige woorden gelyk men 2646wel denken kan, mishaagde my zeer, en niet minder aan 2647myn engeltje die nevens myn zyde zat, dewelke haar toe- 2648voegde, wel keerels wat schelt gy een eerlyk vrouwsperzoon, 2649nooit hebt gy onder myn oogen geweest, kom kom, wat 2650gaauw hervatte zy, d'Oostinjes vaars zyn niet gewoon, zo 2651veel woorden te gebruiken. Dit zeggende gaf my 'er een, een | |
[pagina 117]
| |
2652slag met zyn sweep tusschen myn hals en nek, dat ik niet 2653wist waar ik bleef, het welk my zo tooring maakte dat ikGa naar voetnoot+ 2654met de degen in de vuist van de Chaize sprong, maar 2655d'andere waren alzo gaauw op de weg, onderwyle dat ik 2656tegen den eene stiet, die zich met zyn mes verweerde quam 2657den anderen van achteren en gaf my op de regter koon een 2658weinig lager als het oog tot de kin toe, met zyn mes een 2659snee dat men 'er wel een duim in zoude gelegt hebben, myn 2660liefje viel van schrik op de Chaize van haar zelfs; zo draa ik 2661zulks gewaar wierd, had ik geen kragte meer, maar viel voor 2662dood neer, d'ander zoude my met myn eige dege door sto- 2663ken hebben zo als ik daar na hoorde van een boerin die in 2664het land zynde alles had gezien, indien zyn makker hem 2665daar in niet had belet, zeggende laat ons maar hene reiden 2666den hond heeft genoeg. Na langen tyd in het zand gerold te 2667hebben en veel bloed verloren, quam ik weder by my zelfs 2668en had de kragte noch van op de Chaize te springen, myn 2669deusdoek met d'eene voor myn koon houdende, en reed zoGa naar voetnoot+ 2670gaauw het paard lopen kon na Haarlem daar ik voor d'eerste 2671herreberg bleef staan, maar doen viel ik met myn hooft voor 2672op de Chaize noch een gruwelyk gat in myn hooft, men 2673quam my te hulp, zo wel als myn beminde en ons op een 2674kamer gebrogt hebbende, liet men een voornaam Chirurgein 2675komen die my in weinige dage in staat stelde van met een 2676plyster op myn koon, uit te kunnen gaan; myn toekomende 2677huisvrouw, was zo van de schrik bevangen geweest, dat zy 2678meer als acht dagen het bed hield. Eindelyk wy vertrokken 2679weer na Amsterdam, te vergeefs te Haarlem onze klagte aan 2680het geregt in gegeven hebbende, dewelke wel alle devoirenGa naar voetnoot+ 2681aanwende om de misdadigers van dat leit in aprehenzie teGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 2682krygen, doch te vergeefs. Ik zei by myn zelfs zo loont het 2683quaad eindelyk zyn meester, dit heb ik wel dubbelt en meer 2684van den hemel verdient, om kort te gaan zo besloten wy hoe 2685eerder hoe liever ons te laten aantekenen en te trouwen 2686gelyk wy deden, zonder veel gerugt te maken, voornemende 2687op zekere plaats een herreberg op te zetten, en een paar 2688mooje meisjes om klante te lokken daar by te huren; ik 2689zoude u die herreberg wel noemen, maar schoon ik genoech 2690bekent ben, wil ik dat niet doen. | |
[pagina 118]
| |
Fig. 8: Tom is krankzinnig geworden en slijt zijn dagen in een gesticht. Sarah Bezoekt en beweent hem. (Derde staat.)
| |
[pagina 119]
| |
2691Wy begosten dan een eerlyk huisje te houden, myn vrouw 2692hield zich, als of zy het niet en zag als men eens een greepje 2693aan onze meisjes deed, en ik noch vry minder; in korte jaren 2694zagen wy ons tot wel gestelde luiden, maar weinig wist ik 2695dat myn vrouw, ook te huur gong, het welk my van een van 2696onze meisjes die ik bywylen wel eens een vriendschap deed 2697en zy aan my, gewaarschouwt wierd, het zelve maakte my 2698ontroerd, want ik beminde myn vrouw, en zei my ook, hoe- 2699wel nu tot jaren beginnende te komen, ik allenig sliep als 2700hebbende een grote kug, op dat myn vrouw om de waarheid 2701te zeggen weinig vermaak van my had; ik gong gemeenlyk 2702vroeg na bed, doch van de meid verwittigt zynde dat er alle 2703nagten een geile doffer by haar quam kooyen, en smorgensGa naar voetnoot+ 2704vroeg weer heene gong, zo stond ik s'nagts uit myn bed op, 2705en quam aan myn vrouws kamer, daar ik aanklopte zeggen- 2706de dat zy my open zouw doen, maar zy gaf my ten ant- 2707woord, dat zy warm tusschen de lakens leggende niet op 2708wilde staan, en dat om een verkouwentheid te krygen, dat 2709indien ik wat te zeggen had, dat kon bewaren tot dat het 2710dag was. Ik gong de gansche nagt in de toombank leggen, dieGa naar voetnoot+ 2711regt over haar kamer deur was, my houdende als of ik weer 2712na myn bed gong, naauwelyks quam het krieken van den 2713dag aan, of ik hoorde de deur van myn vrouws kamer open 2714gaan, zy zeggende komt nu maar gaauw, en gaat de deur uit 2715daar is hier niemand, met een quam de springbock voor den 2716dag, en ik ook, zeggende, ey, bent gy die eerlyke vrouw die 2717zo veel op andere waardinne weet te zeggen, en uit te cyfe- 2718ren, waarom zy zulke goude kettingen om haar hals dragen: 2719nooit had ik dat van u gedogt, wel hangebast gaf zy my tenGa naar voetnoot+ 2720antwoord, ny gy in u jonge jaren al uw kruid en loot ver-Ga naar voetnoot+ 2721schooten hebt meent gy, een vrouw te trouwen, om uw 2722luije bast daar by vet te mesten, en in geen ses maanden my 2723eens aanraaken, wat voor liefkozingen ik u bewys, ik rade u 2724maar stil te houden op en neer te gaan, eeten en drinken, 2725eens met u hard draver uit reien gaan, en dat eene gek of 2726den ander die aan het gat lappen gelyk als andere wyze 2727waarden doen, die het niet en scheelt wat haar vrouwen, 2728dogters of dienstmeiden doen, zo gy die party niet kiezen | |
[pagina 120]
| |
2729wil, zyt gy ongelukkig, want ik laat u handen en voeten bin- 2730den en smyt uw op een schip na Surname, daar ik u zo wel 2731zal recommanderen dat gy nooit weer zal komen; gaat gy 2732maar gerust heen myn heer vervolgde zy tegen haar geile 2733doffer te zeggen, en stoort u aan die knorhaan niet eens, en 2734daar mede gong hy de deur uit. Om u de waarheid te zeggen 2735t'zedert dat ik zo een veeg in myn koon had gekreegen, had 2736ik gansch geen lust tot vegten, daar en boven was ik nooit 2737een goed zoldaat geweest; ik wilde noch eenige woorden tegen 2738myn vrouw zeggen, maar zy vloog my in het haar en krabbelde 2739myn aangezigt, dat ik voor geen menschen dorst verschynen, 2740wat zouw ik doen, nu oudt zynde, daar en boven zo overtuigde 2741myn conscientie, dat myn quaad leven my al die plagen op den 2742hals haalde, zo dat ik my voor nam, gelyk meer andere waarden 2743deden en blinde man te spelen, het welk myn vrouw in een zeer 2744goet humeur bragts, my noemende niet als hartje Engel lief, 2745tapt eens een pintje wyn, allenig zynde zei zy tegens my, nu 2746toont gy een man van verstand te zyn, men moet, wil men 2747door de wereld komen, alles zo naauw niet onderzoeken, is 2748het niet beter dat ik met iets dat men u niet ontneemen kan 2749voor onze kindertjes geld win daar en boven myn zukkelaar 2750deugt gy 'er ommers niet meer toe, ny myn jongetje als gy 2751eens kunt spreek my aan, het is voor u ten besten, gy weet 2752wel myn gezuikerde paai wat ik zegge wil. Ik docht by myGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ 2753zelfs jouw slimme feeks, had ik geweete dat gy zo ligt van 2754agter quartier was, noit had ik u tot myn vrouw genoomen; 2755maar ik wagte my wel van myn gedagte aan haar te open- 2756baare, om dat ik wel wist, dat Griet myn weer braaf muil- 2757peeren zouw gegeeven hebben, ik liet het dies te meer om 2758dat ik kinderen by haar had en reets een huwbare dogter en 2759zoon begon te krygen, dog ik meende uit de gangen van 2760myn dogter te zien, dat zy noch vry ligter als haar moeder 2761zouw wezen, ik had al verscheide malen gezien, dat enigte 2762heeren, haar handen in haar boezem stekende, zy die zeer 2763flaauwelyk van haar weerden. Ik waarschouwde myn vrouw 2764maar ik kreeg ten antwoord, dat ik niet leide mogt dat de 2765zon in het water scheen, zo dat gedult myn enigen troost 2766was. Eenige tyd verlieper, dat ik myn dochter zeer bitter 2767zag weenen, en dat verscheide malen achter malkander, ik 2768vroeg haar te vergeefs wat haar scheelden? zy gaf my geen | |
[pagina 121]
| |
2769antwoord, eindelyk het hoge woord quam 'er uit, en zei dat 2770zy vreesde met kint te zyn, ik dogt by my zelfs dat zou de 2771henker doen, Griet myn vrouw stelde zich als een dol 2772mensch aan, rukkende haar zelfs het haar uit het hooft, 2773zeggende zult gy een eerlyke moeder en een oude vader op 2774die wys kroonen, wat zullen de menschen zeggen? wel wie is 2775daar dogh de vader van? ja dat wist zy niet daar hadden 'er 2776zo veel aan gearbeid dat 'er het op geen half douzyn aan en 2777quam, zo dat wy genootzaakt wierden potje dek toe te 2778speelen. Enige dage verliepen 'er dat myn vrouw my zo 2779vriendelyk onthaalde dat ik 'er zelfs over verwondert was, ja 2780quam my snagts in myn bed vinden, en wist my zo te 2781streelen en zo gaande te maaken, dat ik blindelings in een 2782modder poel kroop. Eenige weken verliepen 'er dat myn 2783dogter op een agter kamer in ons huis kraamde. Wy stuurde 2784het kint zo stil wy konde, buiten de stad te minnen. EnigeGa naar voetnoot+ 2785weeke na dat die storm voor by was, wierd ons op een 2786vroege morge stond, een gebakert jongetje t'huis gebrogt, 2787waar van myn zoon beschuldigt wierd vader te zyn, en 2788genootzaakt te houden, myn vrouw verloste ook van een 2789meisje, van dewelke ik na uitrekening dat ik met haar te 2790doen had gehad, of in conjunctie was getreeden, op verre naGa naar voetnoot+ 2791geen vader van kon wezen, de rekening meer als vyf maan- 2792den verschelende, zo dat 'er nu niet mankeert om een nesje 2793van eerlyke hoere en boeve uit te maaken als alleen dat myn 2794meid van my in de kraam komt op dat wy malkander niet 2795te verwyten hebben, en zo word by ons het spreekwoord 2796waar, dat de kinderen die van de Ouders met ondeugende 2797voetstappen worden voorgegaan zelden beter doen, en vroeg 2798of laat, het quaad zyn meester loont, het geen ik voor een 2799les aan alle Ligtemisse geef, en daar mede afbreke. EINDE |
|