De Amsterdamsche lichtmis
(1983)–Anoniem Amsterdamsche lichtmis, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Verantwoording1In de hier gepresenteerde tekst, De Amsterdamsche Lichtmis, vertelt de hoofdpersoon zijn levensgeschiedenis. Het is het verhaal van een jongeman die niet wil deugen. Al in zijn vroege jeugd voelt hij zich sterk aangetrokken tot de andere sexe en als hij de ouderlijke woning eenmaal verlaten heeft, geet het snel van kwaad tot erger. Drie plaatsen keren steeds terug in zijn verhaal: het bed, de kroeg en de kaarttafel waaraan hij met vals spelen de kost verdient. Maar uiteindelijk krijgt hij zijn trekken thuis. Moe en ouder geworden, trouwt hij een vrouw die hem tegelijkertijd temt en bedriegt.
Uit het bovenstaande blijkt dat het verhaal zichzelf presenteert als autobiografie. Hoewel in en om de tekst nergens vermeld wordt dat het om een pseudo-autobiografie, een verzonnen geschiedenis gaat, wordt De Amsterdamsche Lichtmis in de volgende bladzijden geplaatst in de traditie van de roman, in de zin van ‘fictioneel narratief (verhalend) proza’.Ga naar eind1 Waarom? Op de eerste plaats omdat niet aangetoond is dat het leven en de daden van de verteller samenvallen met die van een persoon die ook werkelijk bestaan heeft (het ligt niet erg voor de hand dat dat ooit aangetoond zal worden, daartoe bevat de tekst te weinig aanknopingspunten). Op de tweede plaats zijn er signalen die in de richting van het predikaat ‘roman’ lijken te wijzen. Zo werd De Amsterdamsche Lichtmis in de jaren '50 van de 18e eeuw als zodanig aangemerkt (zie p. 32). Tevens bevat de tekst enkele passages waarvan met zekerheid vastgesteld kan worden dat ze ontleend zijn aan geschriften die gelden als romans (zie p. 28). Behalve dat daarmee verwezen lijkt te worden naar een romantraditie, maakt de regelrechte ontlening aan fictionele teksten wantrouwig ten aanzien van het werkelijkheidsgehalte van de personages en de gebeurtenissen die in De Amsterdamsche Lichtmis beschreven worden. Als men zich rekenschap geeft van de uitgesproken problematische plaats die het element fictie in met name laat 17e eeuwse en 18e eeuwse romans inneemt, is enig wantrouwen ten aanzien van waarheidspretenties ook wel op zijn plaats. Een groot aantal romans pre- | |
[pagina 9]
| |
senteerde zich als authentiek verslag van een waar gebeurde geschiedenis.Ga naar eind2 Vermoedelijk ligt daar een romanopvatting aan ten grondslag die het bereik van de roman beperkt wil zien tot wat men zou kunnen noemen de direct waarneembare ervaringswerkelijkheid. Vanuit die opvatting werd kritiek geleverd op romans die buitenissige en wonderlijke avonturen beschreven van ridders, op de zeer ingewikkelde liefdesgevallen van wereldvreemde herders, of op de liefdes- en krijgsverrichtingen van prinsen en koningen in verre streken en voorbije tijden. Een mogelijke verklaring voor de op grote schaal en zeer rigide toegepaste authenticiteitsillusie schuilt in het willen vermijden van iedere vorm van overeenkomst met dergelijke ver van de dagelijkse realiteit staande romanwerelden en in het zelf zo dicht mogelijk willen benaderen van die dagelijkse realiteit. Daarbij krijgt men echter de indruk dat wat aanvankelijk bewust en beredeneerd werd toegepast gedurende de 18e eeuw een mode werd. | |
2Wie De Amsterdamsche Lichtmis tracht te plaatsen in de geschiedenis van de 17e en 18e eeuwse Nederlandse roman, ziet zich voor het probleem gesteld dat over dat onderwerp zo weinig bekend is. De Nederlandse literatuurgeschiedenis heeft de 17e en 18e eeuwse roman lange tijd stiefmoederlijk behandeld. Men vond deze teksten niet kunstzinnig genoeg, of niet fijnzinnig genoeg. Of beide. Te Winkel, die van onze literatuurgeschiedschrijvers nog de meeste aandacht aan de oudere roman heeft geschonken, velt het volgende oordeel: ‘Groot was, vooral op 't eind der zeventiende en in het begin der achttiende eeuw, het aantal prozaverhalen, zonder kunstzin, maar alleen uit winzucht uitgegeven voor een zich in ontucht vermeiend of op schandaal belust publiek.’Ga naar eind3 Geen bemoedigende woorden voor wie een uitgave wil bezorgen van een roman die vermoedelijk in de eerste helft van de 18e eeuw werd uitgegeven en ook nog voor een belangrijk deel over sexuele belevenissen gaat. Het is juist dit soort meningen dat een nadere beschouwing van het 17e en 18e eeuwse fictionele proza lange tijd geblokkeerd heeft. Wie zich met dit soort teksten bezig hield, gaf blijk van dubieuze voorkeuren.Ga naar eind4
In de afgelopen vijftien jaar is de situatie sterk veranderd. De ethische en esthetische bezwaren hebben plaats gemaakt voor vragen naar de veranderingsgeschiedenis van de roman en naar het sociale functioneren van deze teksten, waarbij het antwoord op die vragen niet in | |
[pagina 10]
| |
eerste plaats een oordeel inhoudt. In die periode is een aantal inventariserende en problematiserende publikaties verschenen met betrekking tot de 17e en 18e eeuwse Nederlandse roman.Ga naar eind5 Op dit moment zijn zelfs twee reeksen van start gegaan die de oudere roman voor een breed publiek beschikbaar willen maken.Ga naar eind6 Maar ondanks die sterke toename van wetenschappelijke belangstelling voor de oudere roman, is de situatie zo dat er - alleszins terecht - meer gedaan is aan problematisering en inventarisering dan aan het schrijven van een veranderingsgeschiedenis. Dat betekent dat in de introductie van deze tekst met een maximum aan omzichtigheid en een minimum aan stelligheid te werk gegaan moet worden. | |
3Waarom wordt nu deze roman opnieuw uitgegeven? Niet vanuit de pretentie een onbekend of vergeten meesterwerk het licht te doen zien. De Amsterdamsche Lichtmis heeft geen schok teweeg gebracht in de tijd van verschijnen, de traditie van de roman geen beslissende wending gegeven, niet gewerkt als katalysator van nieuwe inzichten. Herdrukken en ‘eervolle vermeldingen’ in later tijd zijn niet bekend. De reden waarom deze tekst opnieuw wordt uitgegeven is een andere: De Amsterdamsche Lichtmis is een roman die voor een belangrijk deel nog begrepen kan worden door een 20e eeuws leespubliek. Het taalgebruik en de thematiek zijn daar levend en beeldend genoeg voor. Tevens biedt deze tekst de gelegenheid een klein deel van de 17e en 18e eeuwse romantraditie-in-beweging toe te lichten. | |
4In de introductie is de gedachte dat gelijksoortige bestaande literatuur een kader vormt waarbinnen auteur, tekst en lezer zich bewegen, leidraad geweest. Wanneer een auteur een geschiedenis onder woorden tracht te brengen, zal hij bewust of onbewust werken met bestaande concepten en normen. Datzelfde geldt voor de lezer die de inhoud van een tekst tot zich neemt. Dat hoeft niet te betekenen dat auteurs en lezers zich conformeren aan wat gebruikelijk is, zij kunnen zich daar ook tegen afzetten of nieuwe nuances aanbrengen. In het deel ‘Tekst’ wordt de vraag aan de orde gesteld binnen welk | |
[pagina 11]
| |
kader men De Amsterdamsche Lichtmis kan plaatsen en op grond waarvan. Daarbij gaat het niet om een strikt literair-immanente beschouwing, één die het literaire werk en de literaire traditie los wil zien van sociale, economische en politieke factoren. Literatuur is verweven met de realiteit. Ze reflecteert die, al kan de manier waarop sterk uiteenlopen: van het voorhouden van een lachspiegel tot een microscopische bestudering. En ze kan en wil die realiteit soms beïnvloeden. Begrippen als literair kader en literaire traditie zijn hier dan ook niet per definitie losgemaakt van sociale, economische en politieke factoren, getracht is daar ruimte voor te laten. In het onderdeel ‘Auteur’ staat de vraag naar de auteur van De Amsterdamsche Lichtmis centraal. Als die vraag beantwoord kan worden, is het wellicht mogelijk dit werk in verband te brengen met andere teksten en uitlatingen van de auteur teneinde een reconstructie te beproeven van de normen en concepten die hij hanteerde. In het pars ‘Publiek’ tenslotte wordt de vraag gesteld of en hoe er in de loop der tijd op De Amsterdamsche Lichtmis gereageerd is. Wie lazen deze tekst en wat vond men ervan? Vanuit welke normen werd een oordeel geveld? Traden er in de loop der tijd veranderingen op in de waardering? Met de beantwoording van deze vragen zou iets zichtbaar kunnen worden van het functioneren van deze tekst: doorbrak hij iets in het normenstelsel van de lezers, bevestigde hij de gangbare normen? Met andere woorden: werkte de tekst dóór? De vragen die hier zo luchtig gesteld worden, zijn echter bij lange na niet allemaal beantwoord, of afdoend beantwoord. Het zijn de vragen waarop ik het antwoord graag zou weten en geven. Uitgangspunten. Veel bleef in nevelen gehuld. Zelfs wanneer de tekst precies verschenen is, al bestaat het vermoeden dat dat in 1731 was. | |
5De tekst van De Amsterdamsche Lichtmis is hier zo getrouw mogelijk weergegeven naar het voorbeeld van het exemplaar dat zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag bevindt. De woordverklaring is summier: doel is het bewerkstelligen van een zo goed mogelijk tekstbegrip, niet het leveren van een bijdrage aan de Nederlandse filologie. Eenmaal gegeven woordverklaringen worden niet herhaald. De erotische beeldspraak is alleen dan toegelicht als ik de indruk had dat zij niet meer begrijpelijk was voor een 20e eeuws publiek. Dat betekent dat in een aantal gevallen een beroep wordt gedaan op het | |
[pagina 12]
| |
associatievermogen en de vindingrijkheid van de lezer. Degene die zich verder zou willen verdiepen in de erotische metaforiek van de 17e en 18e eeuw in Nederland, wijs ik op Heestermans (1980), De Jongh (1968-69) en ‘tot Lering en Vermaak’ (1976) (zie de Bibliografie), waar men behalve betekenissen ook bronvermeldingen vindt. In een aantal gevallen kan men ook terecht in het Woordenboek der Nederlandsche taal (bewerkt door M. de Vries, L.A. te Winkel e.a., 's-Gravenhage enz., 1882-...). |
|